ECLI:NL:RVS:2004:AP1613

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307507/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • H.G. Lubberdink
  • J.H. van Kreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan tegen smartshop in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vennootschap onder firma "Amelkiss Entertainment" tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum. Bij besluit van 30 november 2001 werd appellante aangeschreven om de uitoefening van een smartshop te beëindigen, omdat deze in strijd was met het bestemmingsplan "Burgwallen Oude Zijde". Het dagelijks bestuur stelde dat de smartshop niet voldeed aan de bestemmingsvoorschriften, die het aanbieden van psychotrope stoffen verbieden. Appellante stelde dat niet was aangetoond dat in het pand artikelen werden verkocht die onder de definitie van psychotrope stoffen vielen.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 18 mei 2004 werd de zaak behandeld, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door een advocaat en het dagelijks bestuur door ambtenaren van de gemeente. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht had vastgesteld dat in het pand een smartshop was gevestigd. De Afdeling bevestigde de uitleg van de planvoorschriften door het dagelijks bestuur en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een handhavend optreden zouden uitsluiten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

200307507/1.
Datum uitspraak: 16 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vennootschap onder firma "Amelkiss Entertainment", gevestigd te Amsterdam, waarvan de vennoten zijn [vennoten a en b], wonend te Amsterdam
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2001 heeft het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) appellante onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven de uitoefening van een smartshop in de zin van het bestemmingsplan Burgwallen Oude Zijde in het pand aan de [locatie] binnen een termijn van 1 week na het verzenden van dit besluit te beëindigen.
Bij besluit van 25 juni 2002 heeft het dagelijks bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 oktober 2003, verzonden op 14 oktober 2003, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 november 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 december 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 december 2003 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door [vennoot a], bijgestaan door mr. M.A. van Hoof, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. B.W. Kemper en mr. I.M. Jansma, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Burgwallen Oude Zijde 1985”, derde herziening (1995) en derde wijziging (1999), heeft het perceel de bestemming “Gemengde bebouwing”.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften zijn de gronden bestemd voor Gemengde bebouwing aangewezen voor winkels en overige consumentenverzorgende dienstverlening, met uitzondering van smartshops.
Ingevolge artikel 1, sub 40, van de planvoorschriften wordt onder smartshop verstaan: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
2.2. Appellante komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het dagelijks bestuur zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat in het pand [locatie] een smartshop was gevestigd als bedoeld in artikel 1, sub 40, van de planvoorschriften. Appellante heeft gesteld dat niet is komen vast te staan dat in het pand artikelen werden verkocht die psychotrope stoffen bevatten.
2.3. Het betoog van appellante faalt.
In de toelichting op de derde wijziging is gesteld: “Psychotrope stoffen zijn middelen die een wijziging teweegbrengen in de zielstoestand en de geestelijke functies van mensen. Deze stoffen kunnen variëren van paddestoelen, kruidentheesoorten, hennepwijn tot herbal XTC. Koffie, “gewone” theesoorten, drop, tabak, e.d. vallen vanzelfsprekend niet onder deze psychotrope stoffen.” Voorts wordt in de considerans van de derde wijziging van het bestemmingsplan gesteld dat het groeiend aantal smartshops in het plangebied het gemengde karakter van dit gebied aantast en dat om die reden is besloten tot een regeling voor het tegengaan van verdere uitbreiding van het aantal smartshops.
Gelet hierop is de Afdeling, evenals de rechtbank, van oordeel dat het dagelijks bestuur een juiste uitleg aan de planvoorschriften heeft gegeven door een smartshop aan te merken als een winkel die zijn identiteit in belangrijke mate ontleent aan de verkoop van in beginsel legale, niet-traditionele drugs, zoals gedroogde paddestoelen en geestverruimende kruidensoorten, en zich aldus onderscheidt van supermarkten en drogisterijen. Anders dan appellante betoogt, is daarmee voldoende duidelijk welke winkels als smartshop dienen te worden aangemerkt.
Gelet op de rapporten van de brigadier van politie, de foto’s van de etalageruit van het pand en de overige stukken kan niet worden staande gehouden dat het dagelijks bestuur zich niet op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat in het pand in strijd met het bestemmingsplan een smartshop als bedoeld in artikel 1, sub 40, van de planvoorschriften was gevestigd, zodat het dagelijks bestuur bevoegd was handhavend op te treden.
Aan het eerst in hoger beroep aangevoerde betoog van appellante dat de omschrijving van het begrip smartshop een ongerechtvaardigde beperking is van het recht op vrije vestiging dient, wat daar overigens van zij, te worden voorbijgegaan, nu niet valt in te zien dat dit niet eerder had kunnen worden aangevoerd.
2.4. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhavend optreden had behoren te worden afgezien.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2004
71.