ECLI:NL:RVS:2004:AP1632

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308045/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • S.P.M. Zwinkels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemverontreiniging en saneringsplan in Aalsmeer

In deze zaak heeft de Raad van State op 16 juni 2004 uitspraak gedaan over een geschil tussen de appellant, handelend onder de naam 'Mercedes Truck Demontage', en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. De appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 1 juli 2003, waarbij de verweerder vaststelde dat er sprake was van ernstige bodemverontreiniging op een perceel in Aalsmeer. De verweerder had op basis van de Wet bodembescherming ingestemd met een saneringsplan, maar de appellant betwistte de noodzaak van de sanering en stelde dat de damwandkering in de naastgelegen sloot kapot was, waardoor verontreinigde grond in het oppervlaktewater terechtkwam.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen verontreiniging boven de interventiewaarden van het grondwater was gemeten en dat het risico op verspreiding van de verontreiniging verwaarloosbaar was. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de verweerder in redelijkheid kon besluiten dat de damwandkering niet vervangen hoefde te worden en dat het saneringsplan goedgekeurd kon worden. De beroepsgrond van de appellant dat de sanering niet overeenkomstig het plan was uitgevoerd, werd verworpen omdat deze niet betrekking had op de rechtmatigheid van het besluit.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep van de appellant ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid van de besluitvorming door de overheid in zaken van bodemverontreiniging en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen goed te onderbouwen.

Uitspraak

200308045/1.
Datum uitspraak: 16 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], handelend onder de naam "Mercedes Truck Demontage", wonend te Aalsmeer,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2003, kenmerk 2003-21816, heeft verweerder krachtens de artikelen 29 en 37 van de Wet bodembescherming vastgesteld dat op het perceel [locatie a] te Aalsmeer, kadastraal bekend gemeente Aalsmeer, sectie […], nummer […] (gedeeltelijk), welke locatie is geregistreerd onder codenummer NH/0358/00263, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering niet urgent is. Voorts heeft verweerder krachtens artikel 39 van de Wet bodembescherming ingestemd met het in opdracht van [belanghebbende] opgestelde saneringsplan.
Bij besluit van 7 oktober 2003, kenmerk 2003-39496, verzonden op 15 oktober 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 13 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 14 november 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 januari 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2004, waar appellant in persoon en bijgestaan door H.W.T. Beentjes, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.M.C. Rooijers, J. van den Berg en J.L. Bijlmer, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door H.M.G. Lebouille, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat het bestreden besluit betrekking heeft op een geval van bodemverontreiniging op het perceel [locatie a] te Aalsmeer, kadastraal bekend gemeente Aalsmeer, sectie […], nummer […]. Naar het oordeel van de Afdeling heeft verweerder in de verontreiniging van de grond met EOX op de onderhavige locatie en de verontreiniging van de grond met zink op de naastgelegen locatie [locatie b], kadastraal bekend gemeente Aalsmeer, sectie […], nos. […], terecht aanleiding gezien om uit te gaan van twee afzonderlijke gevallen van bodemverontreiniging.
2.2. Appellant stelt dat de damwandkering in zijn naast het perceel [locatie a] gelegen sloot op verschillende plaatsen kapot is. Als gevolg hiervan is volgens appellant ernstig verontreinigde grond in de sloot terechtgekomen. Teneinde verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen dient de damwandkering volgens appellant te worden vervangen.
2.2.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen verontreiniging boven de interventiewaarden van het grondwater is gemeten en dat het verspreidingsrisico verwaarloosbaar is vanwege het immobiele karakter van de verontreiniging. De verspreiding die blijkt uit de urgentiesystematiek is volgens verweerder niet groter dan 1 meter per 5000 jaar. Daarnaast heeft appellant volgens verweerder niet aangetoond dat daadwerkelijk sprake is van verontreiniging van het oppervlaktewater in zijn sloot.
2.2.2. De Afdeling ziet in de stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gelet op de aard van de verontreiniging niet noodzakelijk is dat de in de sloot van appellant aanwezige damwandkering wordt vervangen. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Afdeling derhalve geen grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte met het saneringsplan heeft ingestemd. Overigens is ter zitting gebleken dat de eigenaar van de locatie, teneinde verzakking tegen te gaan, voornemens is om de damwandkering te vervangen. Het beroep treft in zoverre geen doel.
2.3. Appellant stelt dat op het perceel [locatie a] inmiddels een bedrijfsgebouw met parkeerterrein is gerealiseerd en dat voorafgaand hieraan de sanering van dit geval van bodemverontreiniging niet overeenkomstig het ingediende saneringsplan is uitgevoerd.
2.3.1. Omdat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van het ter beoordeling staande besluit kan deze naar het oordeel van de Afdeling reeds hierom niet slagen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Zwinkels
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2004
309.