ECLI:NL:RVS:2004:AP1650

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403301/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende handhaving Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Raad van State op 11 juni 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een handhavingskwestie onder de Wet milieubeheer. De verzoekster, die een bedrijfswoning en een veldschuur gebruikt voor haar veehouderij op een perceel in Geldrop-Mierlo, had eerder een verzoek ingediend om handhavingsmaatregelen te treffen tegen de woning en de veldschuur. Dit verzoek was op 10 september 2003 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo. De verzoekster stelde dat er geen vergunning was verleend voor het gebruik van de woning en de veldschuur, en dat de vergunning die wel was verleend, een onvolledige kadastrale aanduiding bevatte en in strijd was met het bestemmingsplan.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 27 mei 2004, waarbij de verzoekster in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd was door een ambtenaar van de gemeente. De Voorzitter heeft overwogen dat de woning en de veldschuur wel degelijk gebruikt worden voor de veehouderij en dat er een revisievergunning is verleend op 17 april 2001. De stelling van de verzoekster dat het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd om handhavingsmaatregelen te rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter geoordeeld dat de verweerder niet bevoegd was om handhavingsmaatregelen te treffen en dat het verzoek van de verzoekster op goede gronden was afgewezen. De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juni 2004.

Uitspraak

200403301/2.
Datum uitspraak: 11 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2003 heeft verweerder het verzoek van verzoekster van 10 september 2003 om krachtens de Wet milieubeheer handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van de woning en veldschuur op het perceel [locatie 1] te [plaats] (hierna: de woning en de veldschuur) afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2004, verzonden 18 maart 2004, heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 18 april 2004, bij de Raad van State ingekomen per fax op 20 april 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 april 2004, bij de Raad van State ingekomen per fax op 20 april 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 mei 2004, waar verzoekster in persoon, bijgestaan door ing. A.M.L. van Rooij, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door J. van Hoeij, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar als partij gehoord [naam partij].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster heeft betoogd dat verweerder haar verzoek van 10 september 2003 ten onrechte heeft afgewezen, nu voor de woning en de veldschuur geen vergunning krachtens de Wet milieubeheer is verleend.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting worden de woning en de veldschuur gebruikt als respectievelijk bedrijfswoning en machineloods/berging ten behoeve van de veehouderij op het perceel [locatie 2] te [plaats]. Daartoe is bij besluit van 17 april 2001 een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. Dat op de tekening behorende bij deze vergunning een onvolledige kadastrale aanduiding staat vermeld en het gebruik van de woning in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, zoals verzoekster heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Verweerder was derhalve niet bevoegd om handhavingsmaatregelen krachtens de Wet milieubeheer te treffen ten aanzien van de woning en de veldschuur. Gelet hierop heeft verweerder het verzoek van verzoekster van 10 september 2003 op goede gronden afgewezen.
2.3. Ook in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd met betrekking tot het verweerschrift van verweerder ten behoeve van de hoorzitting van de commissie voor de behandeling van de bezwaar- en beroepschriften ziet de Voorzitter geen reden tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Plambeck
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2004
159-399.