ECLI:NL:RVS:2004:AP3133

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400745/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.A. Voskamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Vlonder West' en voorlopige voorziening

Op 15 mei 2003 heeft de gemeenteraad van Boekel het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Vlonder West' vastgesteld. Dit plan werd op 16 december 2003 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Verzoekers sub 1 en sub 2 hebben tegen deze goedkeuring beroep ingesteld bij de Raad van State. Verzoekers sub 1 hebben op 12 februari 2004 en verzoekers sub 2 op 18 februari 2004 hun verzoeken ingediend voor een voorlopige voorziening, die op 24 mei 2004 ter zitting zijn behandeld. Verzoekers sub 1, vertegenwoordigd door hun gemachtigde en mr. H. van Wordragen, stelden dat de goedkeuring van het plan onterecht was, omdat het de vestiging van bedrijven mogelijk maakt die een onaanvaardbare inbreuk op hun woonomgeving zouden veroorzaken. Ze voerden aan dat er geen welstandseisen zijn gesteld en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar flora en fauna in het gebied.

Verzoekers sub 2 stelden dat de goedkeuring van het plan hen zou benadelen door de aanleg van een buffervijver nabij hun agrarisch bedrijf, wat hun uitbreidingsmogelijkheden zou beperken en negatieve gevolgen zou hebben voor de grondwaterstand. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken beoordeeld. Hij oordeelde dat de onthouding van goedkeuring door verweerder niet onterecht was, omdat het plan de vestiging van bedrijven binnen 50 meter van de woning van verzoekers sub 1 niet toestaat. De Voorzitter zag geen aanleiding om te twijfelen aan de goedkeuring van het plan en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Ten aanzien van verzoekers sub 2 werd opgemerkt dat hun stellingen over de buffervijver niet voldoende onderbouwd waren. De Voorzitter concludeerde dat er geen reden was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees ook dit verzoek af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 14 juni 2004.

Uitspraak

200400745/2.
Datum uitspraak: 14 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2003 heeft de gemeenteraad van Boekel het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Vlonder West" vastgesteld.
Bij besluit van 16 december 2003, nummer 921288, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers sub 1 bij brief van 12 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2004, en verzoekers sub 2 bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2004, beroep ingesteld.
Daarnaast hebben verzoekers sub 1 zich bij brief van dezelfde datum, en verzoekers sub 2 bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld, tot de Voorzitter gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 mei 2004, waar verzoekers sub 1, in de persoon van [gemachtigde], bijgestaan door mr. H. van Wordragen, en verweerder, vertegenwoordigd door H.A.J. van Hout, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Boekel, vertegenwoordigd door mr T.I.P. Jeltema, daar verschenen.
Verzoekers sub 2 zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein aan de noordwestzijde van Boekel.
2.3. Verzoekers sub 1 stellen dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd voor zover dat de vestiging van bedrijven mogelijk maakt aansluitend op hun perceel en woning waardoor er sprake zal zijn van een onaanvaardbare inbreuk op hun woonomgeving. Verzoekers voeren voorts aan dat voor de bouw van bedrijven ten onrechte geen welstandseisen zijn gesteld en dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de in het gebied voorkomende flora en fauna.
2.4. Verzoekers sub 2 stellen dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd voor zover dat voorziet in de aanleg van een zogeheten buffervijver nabij hun agrarisch bedrijf. Zij stellen dat hierdoor de uitbreidingsmogelijkheden voor hun bedrijf teniet gaan en dat verandering van de grondwaterstand grote gevolgen kan hebben voor hun bedrijf. Volgens hen zal er sprake zijn van een aanzienlijke waardevermindering van hun bedrijf en van overlast.
2.5. Ten aanzien van het verzoek van verzoekers sub 1 overweegt de Voorzitter als volgt. Verweerder heeft onder andere goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” dat betrekking heeft op de gronden ten oosten van het perceel van verzoekers sub 1. Uit de overwegingen van het bestreden besluit blijkt dat verweerder heeft beoogd de onthouding van goedkeuring te beperken tot bedrijven in milieucategorie 3 volgens de bij het plan als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze beperking is echter niet in het dictum van het bestreden besluit verwerkt zodat, nu het dictum als beslissend moet worden beschouwd, de onthouding van goedkeuring ziet op alle in artikel 4, lid A1, genoemde bedrijfsdoeleinden. Het plan, voor zover dat is goedgekeurd, laat derhalve de vestiging van bedrijven binnen een afstand van 50 meter van de woning niet toe.
De Voorzitter acht niet aannemelijk dat het plan, voor zover dat is goedgekeurd, zal leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op de woonomgeving van verzoekers sub 1. Ook in hetgeen verzoekers sub 1 verder aanvoeren ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het plan niet heeft kunnen goedkeuren.
Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
2.6. Ten aanzien van het verzoek van verzoekers sub 2 overweegt de Voorzitter als volgt. Ter zitting is door verweerder medegedeeld dat voor de aanleg van de buffervijver inmiddels een ontgrondingsvergunning is verleend. Verzoekers sub 2 hebben hun stellingen inzake de gevolgen van de aanleg van de buffervijver voor hun bedrijf niet nader onderbouwd. In hetgeen verzoekers sub 2 hebben aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Voskamp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2004
370.