ECLI:NL:RVS:2004:AP3188

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402195/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Beekhuis
  • M.L.D. Trippert-van Gemeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake ontheffing gemeentelijke zorgplicht afvalwater inzameling gemeente Moerdijk

In deze zaak heeft de vereniging "Het Moerdijkse Riool" een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in verband met een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Dit besluit, genomen op 24 juni 2003, verleende ontheffing aan de gemeente Moerdijk voor de zorgplicht inzake de doelmatige inzameling en het transport van afvalwater voor 585 ongerioleerde percelen in het buitengebied. De vereniging heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 27 januari 2004 ongegrond werd verklaard. Hierop heeft de vereniging op 22 maart 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State, met een verzoek om een voorlopige voorziening op 19 mei 2004.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 1 juni 2004 behandeld. De vereniging stelde dat de gemeente Moerdijk voornemens was om een besluit te nemen over de beschikbaarstelling van gelden voor een rioleringsproject. Ze vreesde dat er een onomkeerbare situatie zou ontstaan voordat haar beroepschrift was behandeld. De Voorzitter heeft echter vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet gericht was tegen het besluit waartegen beroep was ingesteld, maar tegen een voornemen van de gemeente. Hierdoor was er geen mogelijkheid voor de vereniging om een voorlopige voorziening te verzoeken volgens de Algemene wet bestuursrecht.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 juni 2004.

Uitspraak

200402195/2.
Datum uitspraak: 15 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging "Het Moerdijkse Riool", gevestigd te Fijnaart,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2003 heeft verweerder aan de gemeente Moerdijk ontheffing verleend van de gemeentelijke zorgplicht voor de doelmatige inzameling en het doelmatige transport van afvalwater voor 585 ongerioleerde percelen in het buitengebied.
Bij besluit van 27 januari 2004 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 22 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 april 2004. Bij brief van 19 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juni 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door ing. L. Borg en T. van Ingen, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeente Moerdijk, vertegenwoordigd door ing. L.A.B. Bastelaere, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekster stelt in haar verzoekschrift dat de gemeente Moerdijk voornemens is een besluit te nemen tot het beschikbaar stellen van gelden voor de realisering van het rioleringsproject ten behoeve van de Achterdijk en de Driehoefijzerstraat. Zij stelt dat in afwachting van de behandeling van haar beroepschrift tegen voormeld besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, waarin zij onder meer heeft aangevoerd dat ten onrechte voor een aantal percelen geen ontheffing is verleend, voorkomen moet worden dat er een onomkeerbare situatie ontstaat. Zij verzoekt de Voorzitter daarom een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat de te nemen beslissing van de gemeente Moerdijk wordt opgeschort tot op voormeld beroep is beslist.
2.2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het verzoek om voorlopige voorziening niet gericht is tegen voormeld besluit waartegen beroep is ingesteld maar tegen het voornemen van het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk om een aangevuld bekostigingsbesluit te nemen ten behoeve van de aanleg van een riolering. Mede gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat voor verzoekster ten aanzien van dit voornemen geen mogelijkheid open om te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.
2.3. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.D. Trippert-van Gemeren, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Trippert-van Gemeren
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2004
289.