ECLI:NL:RVS:2004:AP3223

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403554/1 en 200403554/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking erkenning voor APK-keuringen door de RDW

Op 17 januari 2003 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW) de erkenning van appellant voor het uitvoeren van APK-keuringen van motorrijtuigen definitief ingetrokken. Dit besluit werd door appellant aangevochten, waarna de RDW op 10 maart 2003 het bezwaar ongegrond verklaarde. In een eerdere uitspraak van 17 december 2003 werd het besluit van 10 maart 2003 door de Afdeling vernietigd. Vervolgens heeft de RDW op 6 februari 2004 het bezwaar van appellant gegrond verklaard, maar de erkenning tijdelijk ingetrokken voor twaalf weken. Appellant ging in beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 april 2004, die het beroep ongegrond verklaarde.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 juni 2004 behandeld. De Voorzitter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat de sanctie van tijdelijke intrekking van de erkenning, rekening houdend met de omstandigheden, niet onevenredig was. Appellant betoogde dat de sanctie te hoog was, maar dit werd door de Voorzitter verworpen. Het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2004, waarbij de Voorzitter in naam der Koningin recht deed.

Uitspraak

200403554/1 en 200403554/2.
Datum uitspraak: 17 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 april 2004 in het geding tussen:
appellant
en
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2003 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan appellant voor de keuringsplaats aan de [locatie] te [plaats] met het keuringsinstantienummer DT29D01 verleende erkenning voor het uitvoeren van APK-keuringen van motorrijtuigen voor de categorie tot en met 3500 kilogram definitief ingetrokken.
Bij besluit van 10 maart 2003 heeft de RDW het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het in dit kader ingestelde hoger beroep heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 17 december 2003 in zaak no. 200303687/1 (www.raadvanstate.nl) waarbij de Afdeling, voor zover thans van belang, het besluit van 10 maart 2003 heeft vernietigd.
Bij besluit van 6 februari 2004 heeft de RDW het bezwaar van appellant tegen het besluit van 17 januari 2003 gelet op de bijzondere omstandigheden gegrond verklaard ten aanzien van de zwaarte van de sanctie en de aan appellant verleende erkenning tijdelijk ingetrokken voor de duur van twaalf weken.
Bij uitspraak van 15 april 2004, verzonden op 20 april 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 mei 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Voorts heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2004, waar appellant in persoon en de RDW, vertegenwoordigd door mr. R. Bal, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Voorzitter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. De RDW heeft rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het geval de aanvankelijk opgelegde sanctie van een definitieve intrekking gewijzigd in een tijdelijke intrekking van twaalf weken. Appellant meent dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat deze sanctie niet te hoog is.
2.3. Dit betoog slaagt niet. De voorzieningenrechter heeft in hetgeen appellant heeft aangevoerd terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de RDW tot een verdergaande matiging had moeten overgaan dan wel van het opleggen van een sanctie had moeten afzien. Met de voorzieningenrechter wordt geoordeeld dat de thans aan appellant opgelegde sanctie, gelet op de ernst van de begane overtreding, niet onevenredig is te achten.
2.4. Nu hetgeen appellant in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak overigens heeft aangevoerd, een herhaling vormt van hetgeen hij reeds in beroep heeft betoogd en de voorzieningenrechter dit op goede gronden heeft verworpen, behoeft dit betoog hier derhalve niet opnieuw bespreking.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Gelet hierop, bestaat voor het treffen van een voorziening geen aanleiding, zodat het verzoek daartoe moet worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2004
367.