ECLI:NL:RVS:2004:AP3257

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404169/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor woningen en supermarkt in Makkum

Op 28 oktober 2003 verleende het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel aan de Woningstichting De Friese Greiden een vrijstelling en bouwvergunning voor de bouw van 30 woningen, een supermarkt en drie winkelunits aan de Lieuwkemastraat te Makkum. Tegen deze beslissing hebben verzoekers bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 2 maart 2004 door het college niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekers hebben vervolgens beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, die op 23 april 2004 het beroep ongegrond verklaarde.

Verzoekers hebben op 18 mei 2004 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, en op 2 juni 2004 verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 10 juni 2004 ter zitting behandeld. Verzoekers waren vertegenwoordigd door mr. R. Reinsma, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. S. Lemstra en de vergunninghouder door mr. I. van der Meer.

De Voorzitter oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat verzoekers geen belanghebbenden zijn bij het besluit van 28 oktober 2003, zoals bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, ongeacht de uitkomst van de bodemprocedure. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 17 juni 2004 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200404169/2.
Datum uitspraak: 17 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], onderscheidenlijk gevestigd en wonende te [plaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 23 april 2004 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Makkum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel (hierna: het college) aan de Woningstichting De Friese Greiden (hierna: vergunninghouder) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 30 woningen, een supermarkt en drie winkelunits op het perceel, kadastraal bekend gemeente Makkum, sectie A, nummers 4721 en 4093, gelegen aan de Lieuwkemastraat te Makkum.
Bij besluit van 2 maart 2004 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2004 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 18 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 juni 2004.
Bij brief van 2 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 juni 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juni 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. R. Reinsma, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Lemstra, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De voorzieningenrechter heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat verzoekers geen belanghebbenden zijn, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bij het besluit van 28 oktober 2003. De onderhavige procedure leent zich niet voor een beoordeling van de juistheid van dat oordeel. Dit zal in de bodemprocedure dienen te geschieden.
2.2. Wat de uitkomst daarvan ook zal zijn, in hetgeen verzoekers tegen de verlening van de bouwvergunning naar voren hebben gebracht bestaat in ieder geval geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Voorzitter naar de uitspraak van heden in zaak no. 200403739/2.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2004
201.