200307446/1.
Datum uitspraak: 23 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 1 oktober 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Tholen.
Bij besluit van 17 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tholen (hierna: het college) appellant onder oplegging van een dwangsom gelast om de dakplaten van de loods op het perceel [locatie] te [plaats] in overeenstemming te brengen met de op 15 mei 2000 verleende bouwvergunning.
Bij besluit van 14 januari 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 oktober 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 10 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 9 december 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 februari 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. M.J. Smaling en ing. L.J. Walpot, gemachtigden, en het college, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Aan appellant is op 15 mei 2000 bouwvergunning verleend voor het oprichten van een loods op het perceel. Op de bij de bouwvergunning behorende bouwtekening is aangegeven dat de dakplaten van de loods in de kleur “steenrood” uitgevoerd worden.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat niet gebouwd is in strijd met de aan hem op 15 mei 2000 verleende bouwvergunning. Volgens appellant is het niet duidelijk wat onder de kleur “steenrood” op de bouwtekening verstaan moet worden en kan de door hem toegepaste kleur “accent red” als een variant daarvan worden aangemerkt.
Dit betoog treft geen doel. Door het college is gesteld dat tijdens het vooroverleg aan de architect van appellant, ing. L.J. Walpot, twee kleurenkaarten zijn getoond, namelijk de kleurenkaart van British Steel met de kleur “terracotta” en de kleurenkaart van Plastisol 200 met de kleur “steenrood”. Dit is ter zitting van de rechtbank niet weersproken en wordt bevestigd in het hoger beroepschrift en in het door appellant overgelegde schrijven van 8 december 2003, waarin zijn architect een overzicht geeft van “data en feiten in traject aanvraag bouwvergunning en uitvoering”. Aan de omstandigheid dat eerst ter zitting in hoger beroep door appellant is gesteld dat tijdens het overleg met de welstandscommisie geen kleurenkaarten zijn overgelegd, kan in het licht hiervan geen grote betekenis worden gehecht. Ter zitting is voorts gebleken dat in het overleg met de welstandscommissie de verhouding van de kleur van het dak tot het omliggende landschap een belangrijk punt is geweest. Gelet op het vorenstaande kan er geen misverstand over bestaan dat met de kleur “steenrood” op de bouwtekening de op de getoonde kleurenkaarten aangegeven kleuren “terracotta” en “steenrood” worden bedoeld. Nu de door appellant toegepaste kleur “accent red”, naar eveneens ter zitting is gebleken, daarvan duidelijk – en in het licht van het vooroverleg ook in relevant opzicht - afwijkt, kan deze kleur niet als een variant van “steenrood” worden aangemerkt. Er is derhalve gebouwd in strijd met de bouwvergunning zodat het college bevoegd was daartegen handhavend op te treden.
2.3. Alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van handhavend optreden tegen de illegale situatie.
2.4. Een bijzonder geval kan worden aangenomen indien concreet zicht bestaat op de legalisering van het illegale bouwwerk. Evenals de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat daarvan geen sprake is. Vaststaat dat de welstandscommissie tot tweemaal toe negatief heeft geadviseerd met betrekking tot het gewijzigd uitgevoerde bouwplan. Appellant heeft dit advies in bezwaar weliswaar betwist en gesteld dat de toegepaste kleur niet zodanig is dat zij niet passend zou zijn in de omgeving, maar hij heeft geen tegenadvies overgelegd van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Evenmin is gebleken dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag had mogen leggen.
2.5. De omstandigheid dat er aanzienlijke kosten gemoeid zijn met het aanpassen van de kleur van de dakplaten levert evenmin een bijzonder geval op, op grond waarvan moest worden afgezien van handhaving, evenmin als het aanbod van appellant om een groenstrook aan te leggen. Door appellant is het standpunt van het college, dat de loods daardoor niet aan het zicht onttrokken wordt, niet, althans onvoldoende, bestreden.
2.6. Evenals de rechtbank is de Afdeling derhalve van oordeel dat het college bij de bestreden beslissing op bezwaar terecht de last onder dwangsom heeft gehandhaafd.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Roelfsema
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2004