ECLI:NL:RVS:2004:AP3424

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400294/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bekostiging vervoerskosten schoolbezoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Barneveld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem. Het hoger beroep is ingesteld naar aanleiding van een besluit van 4 juli 2003, waarbij het verzoek van [verzoeker] om bekostiging van de vervoerskosten van zijn zoon voor schoolbezoek in het schooljaar 2003/2004 werd afgewezen. De voorzieningenrechter had op 10 december 2003 het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, met de bepaling dat appellant aan [zoon] een vergoeding voor aangepast vervoer moest verstrekken tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juni 2004. Appellant was vertegenwoordigd door mr. J.A. Verhoef en R.E. Jongman, beiden werkzaam bij de gemeente, terwijl [verzoeker] werd bijgestaan door mr. L. Vogelaar en G.A. de Kooter van de vereniging tot bevordering van schoolonderwijs op gereformeerde grondslag. Tijdens de behandeling van de zaak is de ontvankelijkheid van het hoger beroep ambtshalve aan de orde gesteld. Het bleek dat het hoger-beroepschrift van 13 januari 2004 niet correct was ingediend, omdat niet vaststond dat mr. J.A. Verhoef gemachtigd was om het hoger beroep in te stellen. Bovendien was het hoger beroep buiten de wettelijke termijn ingediend.

Op basis van deze overwegingen heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 juni 2004.

Uitspraak

200400294/1.
Datum uitspraak: 23 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 10 december 2003 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2003 heeft appellant het verzoek van [verzoeker] om bekostiging van de vervoerskosten van zijn [zoon] ten behoeve van schoolbezoek in het schooljaar 2003/2004 afgewezen.
Bij besluit van 4 november 2003 heeft appellant het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 december 2003, verzonden op 11 december 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover hier van belang, het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant aan [zoon] een vergoeding voor aangepast vervoer verstrekt tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak is namens appellant bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 13 januari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 19 februari 2004 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juni 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.A. Verhoef en R.E. Jongman, beiden werkzaam bij de gemeente, en [verzoeker], vertegenwoordigd door
mr. L. Vogelaar en G.A. de Kooter, beiden werkzaam bij de vereniging tot bevordering van schoolonderwijs op gereformeerde grondslag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling overweegt over de ontvankelijkheid van het hoger beroep ambtshalve het volgende.
Het hoger-beroepschrift van 13 januari 2004 is namens appellant ingediend en ondertekend door mr. J.A. Verhoef. Bij aangetekend schrijven van 15 januari 2004 is appellant door de Raad van State verzocht om een ondertekende verklaring over te leggen, waaruit blijkt dat mr. J.A. Verhoef daartoe gemachtigd was. Appellant had hiertoe de gelegenheid tot en met 12 februari 2004.
Bij brief van 9 februari 2004 heeft appellant een besluit van 30 januari 2004 overgelegd, waaruit blijkt dat het college op die datum heeft besloten om hoger beroep in te stellen. Daarbij is tevens een identiek exemplaar van het hoger-beroepschrift overgelegd dat door appellant (de burgemeester en de secretaris) is ondertekend. Bij brief van 9 februari 2004 is evenwel niet de gevraagde verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat mr. J.A. Verhoef gemachtigd was om het hiervoor vermelde hoger beroep van 13 januari 2004 in te stellen.
Nu niet vast is komen te staan dat mr. J.A. Verhoef gemachtigd was om op 13 januari 2004 hoger beroep in te stellen en voorts het hoger beroep ingesteld door appellant buiten de wettelijke beroepstermijn is ingediend, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2004
27-421.