200400315/1.
Datum uitspraak: 30 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de gemeenteraad van Bellingwedde,
2. Stichting Teen Challenge Nederland, gevestigd te 's-Gravenhage,
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
Bij besluit van 17 april 2003 heeft de gemeenteraad van Bellingwedde, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 april 2003, het bestemmingsplan "Veelerveen" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 4 november 2003, nr. 2003-09341/45/A.18, RP, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 14 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 januari 2004, en appellante sub 2 bij brief van 13 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 13 april 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2004, waar appellant sub 1, vertegenwoordigd door R. Kampyon, gemachtigde, en appellante sub 2, vertegenwoordigd door E.C. Gerds, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door F.W. Antoni, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het bestemmingsplan voorziet in een geactualiseerde planologische regeling voor het kanaaldorp Veelerveen.
2.3. Verweerder heeft het plan, voorzover dat voorziet in de bouw van twee woningen aan het Ruiten A Kanaal West ter hoogte van de Spetsebrug, in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en in dit verband goedkeuring onthouden aan het bebouwingsvlak van het betreffende plandeel met de bestemming “Woondoeleinden II”. Hij stelt zich op het standpunt dat woningbouw op deze plek niet in overeenstemming is met het provinciale ruimtelijke beleid.
2.4. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan dit bebouwingsvlak. Zij achten woningbouw op de in geding zijnde gronden passend binnen de ruimtelijke structuur van het dorp, onder meer omdat er juist nabij bruggen vaak sprake is van een kleine concentratie van woningen. Voorts wijzen zij erop dat woningbouw ten opzichte van het vorige bestemmingsplan ruimtelijk gezien een verbetering is, nu dat plan voorzag in bedrijfsbebouwing op deze gronden. Tevens voeren zij aan dat de onthouding van goedkeuring waardevermindering van de betreffende gronden met zich brengt.
2.5. Het provinciale ruimtelijke beleid inzake woningbouw waarop verweerder zijn onthouding van goedkeuring heeft gebaseerd, is neergelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Groningen (hierna: POP).
Het beleid gaat uit van concentratie van woningbouw in de grotere kernen. In de kleinste dorpen is de bouw van woningen alleen in incidentele gevallen toegestaan. Woningbouw wordt daar alleen wenselijk geacht indien daarmee de beeldkwaliteit van deze dorpen wordt versterkt, bijvoorbeeld door het opvullen van storende open ruimten in de bestaande bebouwing. Voorts kan volgens het bestreden besluit sprake zijn van versterking van de beeldkwaliteit indien het betreft woningbouw ter versterking van de dorpsentree dan wel ter afronding van de dorpsrand.
Dit beleid komt de Afdeling niet onjuist dan wel onredelijk voor.
Niet is gebleken is dat verweerder dit beleid in dit geval onjuist heeft toegepast. Zij neemt daarbij in aanmerking dat blijkens het verhandelde ter zitting tussen partijen niet in geschil is dat Veelerveen tot de kleinste dorpen als bedoeld in het POP behoort. Voorts is niet gebleken dat één van de hiervoor genoemde uitzonderingssituaties zich in dit geval voordoet.
In de door appellanten in hun beroepschrift en ter zitting naar voren gebrachte argumenten behoefde verweerder naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding te zien een afwijking van het door hem gevoerde restrictieve beleid ten aanzien van woningbouw in de kleinste dorpen toe te staan.
2.6. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bebouwingsvlak in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hij heeft daarom terecht goedkeuring onthouden aan dit vlak. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Prins
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2004