200308059/1.
Datum uitspraak: 30 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Langedijk,
verweerder.
Bij besluit van 14 oktober 2003, kenmerk 2003-0640, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het veranderen van een machinefabriek aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Langedijk, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 23 oktober 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 28 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2003, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2004. Appellant is in persoon verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. I.G.M. Servais-Picord, ambtenaar van de gemeente. Namens [vergunninghouder] is het woord gevoerd door mr. A. van de Velden, advocaat te Amsterdam, en G.J. Groenendijk, deskundige.
2.1. De veranderingsvergunning is aangevraagd en verleend voor een opslagtank voor de opslag van vloeibare stikstof.
2.2. Appellant stelt zich op het standpunt dat de afstand tussen de tank en het appartementencomplex waar hij woont, uit veiligheidsoogpunt te kort is. Volgens hem volgt uit de door verweerder gehanteerde notitie “Bedrijven en Milieuzonering” dat de afstand tussen de inrichting en woonbebouwing in dit geval minstens 30 meter dient te zijn. Dit klemt volgens hem te meer, nu in de bij de aanvraag behorende plattegrondtekening alternatieve locaties zijn weergegeven waarbij wel aan die minimumafstand zou worden voldaan. Uit die tekening blijkt volgens hem bovendien dat de uiteindelijk gekozen locatie op minder dan 3 meter van de erfgrens is gelegen, hetgeen in strijd is met de vergunningvoorschriften. Verder voert hij aan dat het afblaasventiel van de stikstoftank (geluid-) overlast veroorzaakt en dat door de verandering van de inrichting het aantal heftruckbewegingen is toegenomen.
2.3. De Afdeling stelt vast dat bij de aanvraag van 24 januari 2003 voor de plaatsing van een bovengrondse opslagtank voor vloeibaar stikstof zowel een plattegrondtekening is gevoegd met drie mogelijke locaties voor die tank als een detailtekening waarop één van die drie locaties is aangegeven, zijnde de locatie het dichtst bij de woning van appellant. Voorzover redelijkerwijs al niet diende te worden aangenomen dat de aanvraag alleen betrekking had op die locatie, is de mogelijke twijfel daaromtrent weggenomen door de stukken van 10 maart 2003, waarmee de aanvraag op dit punt nader is gepreciseerd. Aangezien beslist diende te worden op de aldus aangevulde aanvraag, heeft verweerder zich terecht beperkt tot de beoordeling van de aanvaardbaarheid van een stikstoftank op de locatie die het dichtst bij de woning van appellant is gelegen en heeft hij de 2 alternatieve locaties in het besluit terecht buiten beschouwing gelaten. Overigens is de locatie kennelijk tot stand gekomen in overleg tussen vergunninghoudster, verweerder en plaatselijke brandweer. Volgens de aanvraag ligt de hartlijn van de tank op 5 meter van de erfgrens. Ter zitting is in dat verband gesteld dat de tank inmiddels is geplaatst en op 3 meter van de erfgrens is gelegen.
2.4. Op grond van de stukken moet het er voor worden gehouden dat er geen milieuhygiënisch toetsingskader is om de gevaarsaspecten van een tank als de onderhavige af te wegen. Ook de genoemde VNG-notitie “Bedrijven en Milieuzonering” biedt niet zo’n kader, aangezien die notitie is bedoeld als een planologisch hulpmiddel. Hetgeen over en weer is gesteld over de afstanden uit die brochure, laat de Afdeling om die reden buiten bespreking. Niettemin kan op grond van de stukken, waaronder met name algemeen geaccepteerde veiligheidsinformatiebladen van vloeibare stikstof, worden aangenomen dat vrijwel uitsluitend gevaar kan optreden bij ontsnapping van vloeibare stikstof in een gesloten ruimte.
In dit geval staat de tank in de buitenlucht. Uitgaande van hetgeen is gesteld over de eigenschappen van vloeibare stikstof en de vergelijking die daarbij is gemaakt met vloeibare zuurstof, is niet aannemelijk dat ter plaatse van het op meer dan 20 meter afstand gelegen appartementencomplex van appellant door ophoping effecten kunnen optreden die vergelijkbaar zijn met de effecten die optreden in een gesloten ruimte. Appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel moeten leiden. De Afdeling is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de vergunning op dit punt voldoende bescherming biedt aan omwonenden.
2.5. Verweerder heeft gesteld dat het afblaasventiel alleen geluid maakt in geval van calamiteiten, zoals bij brand. Appellant heeft gesteld dat hij het afblaasventiel tussen 29 december 2003 en 16 januari 2004 drie maal heeft gehoord, zonder dat daar een aanleiding voor was. Ter zitting is daaromtrent gesteld dat de desbetreffende tank vanwege een technisch defect inmiddels is vervangen door een tank, die is voorzien van geluiddempers en een extra by-pass ventiel. Sindsdien heeft appellant geen geluid van het afblaasventiel waargenomen.
2.6. Ter zitting is aannemelijk gemaakt dat de stikstoftank vrijwel geen invloed heeft op het aantal heftruckbewegingen in de inrichting. Het gebruik van heftrucks is overigens geregeld in de oprichtingsvergunning, die terzake onverkort blijft gelden. In deze vergunningsprocedure ter beoordeling van de rechtmatigheid van de veranderingsvergunning voor de stikstoftank, kan de door appellant gestelde hinder van heftrucks niet leiden tot vernietiging van het besluit.
2.7. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in het beroep geen grond voor vernietiging van het besluit. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2004