200308256/1.
Datum uitspraak: 30 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 oktober 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden.
Bij besluit van 9 november 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor een centrumvoorziening met verblijfseenheden op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 3 oktober 2002 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 oktober 2003, verzonden op 30 oktober 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 oktober 2002 vernietigd, appellant alsnog in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 16 januari 2004 heeft het college van antwoord gediend. [vergunninghoudster] heeft gereageerd bij brief van 12 januari 2004.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2004, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. C.R. van der Krieken, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar verschenen [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door haar directeur G.T.J.A.M. van der Sande.
2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college hem in zijn bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren nu hij niet als belanghebbende bij het besluit van 9 november 2001 kan worden aangemerkt.
2.2. De Afdeling volgt hem daarin niet. Appellant is woonachtig in de dorpskern van Hooge Mierde aan de Hoogstraat op ongeveer 1 kilometer afstand van het perceel en heeft daarop geen zicht. Met de rechtbank moet worden geoordeeld dat appellant geen persoonlijk, van andere inwoners van Hooge Mierde te onderscheiden, belang heeft bij het het besluit van 9 november 2001. Voor het aannemen van zodanig belang is onvoldoende dat het verkeer van en naar [vergunninghoudster] gebruik maakt van de Hoogstraat. De omstandigheid dat naar zeggen van appellant zijn woning minder stevig is gefundeerd dan andere woningen aan de Hoogstraat, noch de omstandigheid dat die straat ter plaatse van de woning van appellant versmalt, maakt dat anders.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2004