ECLI:NL:RVS:2004:AP4693

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403676/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • R.C.S. Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake ontheffing voor het doden van reëen in het belang van de verkeersveiligheid

Op 7 januari 2004 verleende het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan de Fauna- en wildbeheereenheid Salland-Midden ontheffing voor het doden van reëen met een geweer in bepaalde gemeenten, ter bevordering van de openbare veiligheid, met name de verkeersveiligheid. Deze ontheffing gold tot en met 31 december 2006. Verzoekster, de stichting 'Stichting De Faunabescherming', heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle had eerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard, maar de ontheffing voor de periode na 31 december 2004 geschorst. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 10 juni 2004, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door A.P. de Jong en het college door I. Weis en R. de Hoeve. De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De argumenten van verzoekster gaven geen aanleiding om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet stand zou houden. De Voorzitter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 juni 2004.

Uitspraak

200403676/2.
Datum uitspraak: 23 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de stichting “Stichting De Faunabescherming”, gevestigd te Amstelveen,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle, verzonden op 26 april 2004, in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2004 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) met toepassing van artikel 68, eerste lid, aanhef en onder a, van de Flora- en faunawet aan de Fauna- en wildbeheereenheid Salland-Midden (hierna: Salland-Midden) voor de periode tot en met 31 december 2006 ontheffing verleend voor het doden van reëen met behulp van het geweer in nader aangegeven gemeenten, behorende tot het werkgebied van Salland-Midden, in het belang van de openbare veiligheid, namelijk de verkeersveiligheid.
Bij besluit van 15 maart 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak, verzonden op 26 april 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen handhaving van de ontheffing voor de periode na 31 december 2004, de bestreden beslissing op bezwaar in zoverre vernietigd, het college opgedragen binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak, het besluit van 7 januari 2004 voor zover daarbij ontheffing is verleend voor de periode na 31 december 2004 geschorst en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 3 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juni 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door A.P. de Jong, secretaris van de stichting, het college, vertegenwoordigd door I. Weis en R. de Hoeve, ambtenaren van de provincie, en Salland-Midden, vertegenwoordigd door mr. H.A.M. Lamers, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Indien in hoger beroep een uitvoerbaar besluit aan de orde is, komt daaraan temeer betekenis toe, nu in dat geval het besluit door een rechter in eerste aanleg als niet onrechtmatig is geoordeeld.
2.2. Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure geen stand zal houden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het niet onaannemelijk is dat een beperking van de populatie zal leiden tot een vermindering van het aantal aanrijdingen en aldus zal bijdragen aan de verkeersveiligheid. Voorts wordt in aanmerking genomen dat het thans nog slechts gaat om het afschieten van (maximaal 88) bokken en van zieke en kreupele dieren in 2004.
2.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen grond. Het verzoek daartoe wordt niet ingewilligd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Bakker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2004
91.