ECLI:NL:RVS:2004:AP4695

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403680/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • R.C.S. Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake ontheffing voor het doden van reëen door de Wildbeheereenheid Tussen Vecht en Dedemsvaart

Op 2 februari 2004 verleende het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan de Wildbeheereenheid Tussen Vecht en Dedemsvaart ontheffing om reëen te doden met een geweer in het belang van de openbare veiligheid, specifiek verkeersveiligheid. Deze ontheffing gold voor de periode tot en met 31 december 2004. De stichting 'Stichting De Faunabescherming', gevestigd te Amstelveen, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 3 mei 2004 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 10 juni 2004 behandeld.

De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. In dit geval was het niet onaannemelijk dat de beperking van de populatie zou bijdragen aan de verkeersveiligheid. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure geen stand zou houden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 juni 2004, waarbij de Voorzitter, mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, en ambtenaar van Staat, mr. R.C.S. Bakker, aanwezig waren. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd daarmee definitief.

Uitspraak

200403680/2.
Datum uitspraak: 23 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de stichting "Stichting De Faunabescherming", gevestigd te Amstelveen,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle, verzonden op 26 april 2004, in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2004 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) met toepassing van artikel 68, eerste lid, aanhef en onder a, van de Flora- en faunawet aan de Wildbeheereenheid Tussen Vecht en Dedemsvaart (hierna: de wildbeheereenheid) voor de periode tot en met 31 december 2004 ontheffing verleend voor het doden van reëen met behulp van het geweer in nader aangegeven gemeenten, behorende tot het werkgebied van de wildbeheereenheid, in het belang van de openbare veiligheid (verkeersveiligheid).
Bij besluit van 15 maart 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak, verzonden op 26 april 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 3 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juni 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door A.P. de Jong, secretaris van de stichting, het college, vertegenwoordigd door I. Weis en R. de Hoeve, ambtenaren van de provincie, en de wildbeheereenheid, vertegenwoordigd door mr. H.A.M. Lamers, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Indien in hoger beroep een uitvoerbaar besluit aan de orde is, komt daaraan temeer betekenis toe, nu in dat geval het besluit door een rechter in eerste aanleg als niet onrechtmatig is geoordeeld.
2.2. Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure geen stand zal houden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het niet onaannemelijk is dat een beperking van de populatie zal leiden tot een vermindering van het aantal aanrijdingen en aldus zal bijdragen aan de verkeersveiligheid. Voorts wordt in aanmerking genomen dat het thans nog slechts gaat over het afschieten in 2004 van (maximaal 80) bokken en van zieke en kreupele dieren.
2.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen grond. Het verzoek daartoe wordt niet ingewilligd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Bakker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2004
91.