ECLI:NL:RVS:2004:AP4699

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403689/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • T.I. van Koten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving van milieuvergunning voor houthandel

In deze zaak heeft de stichting 'Stichting Sociale Databank Nederland' (verzoekster) een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode (verweerder). Dit besluit, genomen op 4 augustus 2003, betreft de afwijzing van verzoeksters verzoek om handhaving van een milieuvergunning met betrekking tot de houthandel van de vergunninghouder. Verzoekster stelt dat de milieuvergunning uit 1989 nog geldig was en dat de vergunninghouder zonder de vereiste vergunning is begonnen met de bouw van een grote opslagruimte voor hout.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 7 juni 2004 ter zitting behandeld. Verzoekster was vertegenwoordigd door haar gemachtigden, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door een ambtenaar van de gemeente. De vergunninghouder was ook aanwezig, vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeert dat de inrichting van de vergunninghouder onder de werking van het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer valt en dat er geen vergunning krachtens de Wet milieubeheer vereist is.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voor de uitbreiding van de inrichting met een opslagloods voor hout een milieuvergunning nodig is. De beslissing werd op 21 juni 2004 openbaar uitgesproken, waarbij ook werd aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200403689/2.
Datum uitspraak: 21 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting Sociale Databank Nederland", gevestigd te Arnhem,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2003 heeft verweerder het verzoek van 10 juli 2003 van verzoekster krachtens artikel 18.14, eerste lid, van de Wet milieubeheer om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de houthandel van de [vergunninghouder], gelegen aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 16 maart 2003 (lees: 2004), verzonden op 24 maart 2004, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 4 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 mei 2004, eveneens bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juni 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door ing. A.M.L. van Rooij en R.M. Brockhus, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Els, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster daar gehoord, vertegenwoordigd door drs. F.C.H. Kastelijn, gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster is van mening dat verweerder haar verzoek om handhaving ten onrechte heeft afgewezen. Zij staat op het standpunt dat op het moment van het nemen van het bestreden besluit de milieuvergunning uit 1989 voor de inrichting geldig was. Deze vergunning voorziet niet in de bouw van een grote opslagruimte, zodat vergunninghoudster op 7 juli 2003 zonder een daarvoor vereiste milieuvergunning is begonnen met de bouw daarvan, aldus verzoekster.
2.3. Verweerder heeft het verzoek om handhaving afgewezen, omdat hij, in tegenstelling tot verzoekster, van mening is dat de onderhavige inrichting – inclusief de gemelde verandering – onder de werking van het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) valt en geen vergunning krachtens de Wet milieubeheer is vereist. Gelet hierop bestaat er volgens verweerder geen reden om handhavend op te treden.
2.4. Gelijk is overwogen in de uitspraak van 28 oktober 2003, no. 200306119/1 (www.raadvanstate.nl) op het eerdere verzoek van verzoekster om voorlopige voorziening van 14 september 2003 ten aanzien van het besluit van 4 augustus 2003, is naar het oordeel van de Voorzitter in het onderhavige geval sprake van een inrichting die in hoofdzaak is bestemd voor het vervaardigen, bewerken, verwerken of opslaan van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit. Verder is niet gebleken dat het een geval betreft zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit. Verzoekster heeft naar het oordeel van de Voorzitter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat voor de uitbreiding van de inrichting met een opslagloods voor hout een milieuvergunning is vereist. Gelet hierop ziet hij geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. De Voorzitter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.I. van Koten, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van Koten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2004
324.