ECLI:NL:RVS:2004:AP4701

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403698/1 en 200403698/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • R.C.S. Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van sluitingstijden voor horecabedrijf door burgemeester van Houten

In deze zaak heeft de Raad van State op 23 juni 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de sluitingstijden van het horecabedrijf "Café/restaurant [naam café/restaurant]". De burgemeester van Houten had op 2 mei 2003 een aanvraag van [verzoeker] ingewilligd voor sluitingstijden van zondag tot en met donderdag van 17.00 tot 01.00 uur en voor vrijdag en zaterdag van 17.00 tot 02.00 uur. Na bezwaar van [verzoeker] heeft de burgemeester op 18 december 2003 de sluitingstijden aangepast, maar dit besluit werd door de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op 17 maart 2004 vernietigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de besluiten van de burgemeester onvoldoende gemotiveerd waren en dat de sluitingstijden voor het horecabedrijf niet op objectieve criteria waren gebaseerd.

De Voorzitter van de Raad van State heeft de zaak op 10 juni 2004 behandeld, waarbij zowel de burgemeester als [verzoeker] vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De Voorzitter concludeerde dat de voorzieningenrechter terecht de besluiten van de burgemeester had vernietigd en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek. Het hoger beroep van de burgemeester werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Deze uitspraak bevestigt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij besluiten over sluitingstijden van horecabedrijven, waarbij het gelijkheidsbeginsel en objectieve criteria in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

200403698/1 en 200403698/2.
Datum uitspraak: 23 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
de burgemeester van Houten,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 17 maart 2004 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2003 heeft appellant een aanvraag van [verzoeker] om vaststelling van sluitingstijden voor het horecabedrijf “Café/restaurant [naam café/restaurant] ingewilligd voor zover die betrekking heeft op zondag tot en met donderdag (17.00 – 01.00 uur) en voor vrijdag en zaterdag de openingstijden vastgesteld op 17.00 - 02.00 uur.
Bij besluit van 18 december 2003, kenmerk RB-OW 03.07426, heeft appellant het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard voor zover dit is gericht tegen de verleende sluitingstijdstippen en gegrond voor zover dit is gericht tegen de verleende openingstijdstippen. Bij besluit van dezelfde dag, kenmerk RB-OW 14214, heeft appellant voor [naam café/restaurant] met ingang van 1 januari 2004 de openingstijden voor zondag tot en met donderdag vastgesteld op 07.00 – 01.00 uur, en voor vrijdag en zaterdag op 07.00 – 02.00 uur.
Bij uitspraak van 17 maart 2004, verzonden op 23 maart 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten van 18 december 2003 vernietigd, appellant opgedragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, het besluit van 2 mei 2003 geschorst tot zes weken na verzending van de nieuw te nemen beslissing op bezwaar en voor die periode de voorziening getroffen dat [naam café/restaurant], op dezelfde wijze als De Kleine Geer, de volgende openingstijden mag hanteren: zondag tot en met donderdag van 07.00 tot 01.00 uur, vrijdag en zaterdag van 07.00 tot 03.00 uur (en tot 04.00 uur op basis van het eenrichtingsprincipe). Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 3 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 3 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. B.W. Walraven, advocaat te Rotterdam, en [verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. J.C. Kant, advocaat te Woerden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzieningenrechter heeft terecht en op goede gronden de besluiten van 18 december 2004 vernietigd wegens het ontbreken van een draagkrachtige motivering. De aanduiding van [naam café/restaurant] als maaltijdverstrekker in de zin van artikel 2.3.1.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV Houten, en niet als drankverstrekker in de zin van artikel 2.3.1.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de APV Houten, is niet aan de hand van objectieve criteria gemotiveerd. Dat [naam café/restaurant] wordt geafficheerd als café/restaurant/pizzeria betekent niet dat dit bedrijf niet in hoofdzaak als drankverstrekker zou kunnen worden gekwalificeerd. Appellant heeft in dit verband voorts onvoldoende gemotiveerd het beroep van [verzoeker] op het gelijkheidsbeginsel verworpen, mede nu er ook andere horecabedrijven (zoals Paviljoen De Colonie en Cafetaria ’t Hoekje) zijn genoemd, naast het als drankverstrekker gekwalificeerde eetcafé De Kleine Geer.
2.2. De Voorzitter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Gelet hierop bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding, zodat het verzoek daartoe moet worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Bakker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2004
91.