ECLI:NL:RVS:2004:AP8204

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404089/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • E.J. Nolles
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving bestemmingsplan door college van burgemeester en wethouders van Doorn

In deze zaak heeft verzoeker, wonend te [woonplaats], het college van burgemeester en wethouders van Doorn verzocht om handhavend op te treden tegen een situatie op een naburig perceel die volgens verzoeker in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Dit verzoek is gedaan bij brief van 13 juni 2001. Het college heeft vervolgens op 17 juni 2002 een aanschrijving gedaan aan verzoeker om vóór 1 augustus 2002 de paardenbak op het perceel te verwijderen en het gebruik van het perceel te beëindigen, met de waarschuwing dat bij gebreke hiervan bestuursdwang zou worden toegepast. Na bezwaar van verzoeker en andere partijen heeft het college op 27 augustus 2003 de aanschrijving gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de verplichting om de paardenbak te verwijderen opgeheven.

De rechtbank Utrecht heeft op 6 april 2004 het beroep van verzoeker gegrond verklaard voor wat betreft het gebruik van de opstal door drie paarden/pony’s en het laten lopen van één pony, en de beslissing op bezwaar in dat opzicht vernietigd. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 18 mei 2004. In de tussentijd heeft het college op 13 mei 2004 opnieuw in de zaak voorzien, waarbij het de aanschrijving opnieuw heeft vastgesteld.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 juni 2004 het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. Tijdens de zitting op 25 juni 2004 waren verzoeker en zijn advocaat, mr. H.J. Kastein, aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het college. De Voorzitter heeft geoordeeld dat er gerede twijfel bestaat over de rechtmatigheid van de aanschrijving met betrekking tot het stallen en laten lopen van één pony, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening in dat opzicht toegewezen. Voor het overige is het verzoek afgewezen. Het college is veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, en het griffierecht dient door de gemeente Doorn aan verzoeker te worden vergoed.

Uitspraak

200404089/2.
Datum uitspraak: 29 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 6 april 2004 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Doorn.
1. Procesverloop
Bij brief van 13 juni 2001 hebben [partijen] het college van burgemeester en wethouders van Doorn (hierna: het college) verzocht handhavend op te treden ten aanzien van de – naar hun stelling – met het geldende bestemmingsplan strijdige situatie op het naburige perceel [locatie] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 juni 2002 heeft het college verzoeker aangeschreven om vóór 1 augustus 2002 de paardenbak van het perceel te verwijderen en het gebruik van het perceel te beëindigen voor zover het meer betreft dan het laten lopen van één pony, bij gebreke waarvan het college zal overgaan tot bestuursdwang op nader in dit besluit genoemde datum en tijd.
Bij besluit van 27 augustus 2003, gerectificeerd bij schrijven van 29 september 2003, heeft het college het tegen dit besluit door verzoeker en door [partijen] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanschrijving in die zin gewijzigd dat die geen betrekking heeft op het verwijderen van de paardenbak, maar wel op het gebruik van de opstal voor het stallen van paarden/pony’s en op het gebruik van het perceel voor het laten lopen van paarden/pony’s alsmede op het gebruik van het perceel voor dressuur.
Bij uitspraak van 6 april 2004, verzonden op 8 april 2004, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover verzoeker is aangeschreven het gebruik van de opstal door drie paarden/pony’s en het laten lopen van één pony op het perceel te beëindigen en beëindigd te houden, de bestreden beslissing op bezwaar in zoverre vernietigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 17 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 juni 2004.
Bij besluit van 13 mei 2004 heeft het college opnieuw in de zaak voorzien, voor zover de rechtbank zijn besluit van 27 augustus 2003 had vernietigd, en opnieuw besloten dat de aanschrijving mede betrekking heeft op het gebruik van de opstal voor het stallen van paarden/pony’s, op het gebruik van het perceel voor het laten lopen van paarden/pony’s en op het gebruik van het perceel voor dressuur. De begunstigingstermijn heeft het college gesteld op uiterlijk 28 juni 2004.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 16 juni 2004, ingekomen bij de rechtbank op 18 juni 2004, beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij brief van 16 juni 2004, bij de rechtbank ingekomen op 18 juni 2004, heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening doorgezonden naar de Afdeling ter behandeling.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 juni 2004, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. H.J. Kastein, advocaat te Leusden, en het college, vertegenwoordigd door H.J. Knibbe, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn [partijen], vertegenwoordigd door mr. P.M. Waszink, advocaat te Rotterdam, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft verzoeker bij brief van 18 juni 1997 laten weten het gebruik van de stenen garage op het perceel voor het stallen van één pony en het laten lopen van deze pony op het onbebouwde deel van het perceel toelaatbaar te achten op grond van het overgangsrecht bij het geldende bestemmingsplan.
2.2. Gelet op de inhoud van deze brief bestaat er gerede twijfel of de aanschrijving, voor zover deze betrekking heeft op het gebruik van het perceel voor het stallen en laten lopen van één pony, in de bodemprocedure in stand zal blijven.
Voor het overige is voorshands niet aannemelijk dat de aanschrijving zoals deze is vervat in het besluit van 13 mei 2004 uiteindelijk niet in stand zou kunnen blijven.
2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening komt voor inwilliging in aanmerking voor zover het betreft het gebruik van het perceel voor het stallen en laten lopen van één pony en dient voor het overige te worden afgewezen.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Doorn van 13 mei 2004, ROV, voorzover het betreft het gebruik van het perceel voor het stallen en laten lopen van één pony;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Doorn in de door verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Doorn te worden betaald aan verzoeker;
IV. gelast dat de gemeente Doorn aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 205,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn w.g. Nolles
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2004
-291.