ECLI:NL:RVS:2004:AP8239

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404160/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • D. Dolman
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Achter-Drempt en voorlopige voorziening

Op 2 juli 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Achter-Drempt". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de gemeenteraad van Hummelo en Keppel op 26 augustus 2003, werd door het college van gedeputeerde staten van Gelderland goedgekeurd op 23 maart 2004. Verzoekster, die zich op 18 mei 2004 tot de Raad van State wendde, betwistte de goedkeuring van het plan, specifiek de aanleg van een parkeerplaats voor een bedrijf en de bijbehorende groenvoorziening. Zij stelde dat deze aanleg zou leiden tot aantasting van landschappelijke waarden, in strijd met provinciaal en gemeentelijk beleid, en vroeg om schorsing van het besluit om onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen.

Tijdens de zitting op 25 juni 2004, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. H. Grootjans en verweerder door drs. E. Waterval, werd ook de gemeenteraad en de gemachtigde van het bedrijf gehoord. De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang had, aangezien de gemachtigde van het bedrijf verklaarde dat er niet met de uitvoering van het plan zou worden begonnen voordat de Afdeling uitspraak had gedaan in de bodemprocedure. Daarom werd het verzoek afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 juli 2004.

Uitspraak

200404160/2.
Datum uitspraak: 2 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2003 heeft de gemeenteraad van Hummelo en Keppel het bestemmingsplan "Achter-Drempt" vastgesteld.
Bij besluit van 23 maart 2004, no. RE2003.84905, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 18 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 juni 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. H. Grootjans, advocaat te Doetinchem, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. E. Waterval, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad, vertegenwoordigd door P.F.J. Roes, ambtenaar van de gemeente, en Ars Longa, vertegenwoordigd door P.F.H.M. van Doren, gemachtigde, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan omvat de bebouwde kom van de kern Achter-Drempt en geeft daarvoor een actuele planologische regeling.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voorzover dit de aanleg van een parkeerplaats ten behoeve van het bedrijf [partij] en een groenvoorziening daaromheen mogelijk maakt. Zij voert daartoe aan dat de aanleg van de parkeerplaats en de groenvoorziening zullen leiden tot een aantasting van landschappelijke waarden, hetgeen in strijd is met provinciaal en gemeentelijk beleid. Voorts betwist zij de noodzaak voor de aanleg van de parkeerplaats. Zij verzoekt om schorsing van het bestreden besluit teneinde onomkeerbare ontwikkelingen, voordat uitspraak zal zijn gedaan in de bodemprocedure, te voorkomen.
2.4. Ter zitting is door de gemachtigde van [partij] verklaard dat niet zal worden begonnen met de uitvoering van het plan voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemprocedure. De Voorzitter stelt vast dat verzoekster in zoverre geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Gezien het vorenstaande acht de Voorzitter geen onverwijlde spoed aanwezig als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Hanrath
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2004
392.