ECLI:NL:RVS:2004:AP8300

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404456/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake dwangsom voor onvergunde bedrijfsuitbreiding in Boekel

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 juni 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 mei 2004. Deze uitspraak verklaarde het beroep van verzoeker ongegrond, dat was ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boekel. Dit college had op 16 december 2003 aan verzoeker gelast om binnen drie maanden een onvergunde uitbreiding van een bedrijfsruimte op het perceel de [locatie] te Boekel te verwijderen, onder oplegging van een dwangsom.

Het college had het bezwaar van verzoeker tegen dit besluit op 19 februari 2004 ongegrond verklaard, maar de begunstigingstermijn was verlengd. Verzoeker heeft vervolgens bij de Raad van State een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat op 24 juni 2004 ter zitting werd behandeld. Verzoeker was daarbij in persoon aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.M. Vos, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Vleuten, ambtenaar van de gemeente.

De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. In dit geval was de rechter in eerste aanleg tot de conclusie gekomen dat het besluit van het college in stand kon blijven. De Voorzitter vond geen aanleiding om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de opgelegde last en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 juni 2004.

Uitspraak

200404456/2.
Datum uitspraak: 29 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 mei 2004 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Boekel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boekel (hierna: het college) verzoeker onder oplegging van een dwangsom gelast binnen drie maanden de uitbreiding van een bedrijfsruimte op het perceel de [locatie] te Boekel, die zonder bouwvergunning is gebouwd, te verwijderen.
Bij besluit van 19 februari 2004 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat daarbij de begunstigingstermijn is verlengd.
Bij uitspraak van 18 mei 2004, verzonden op 24 mei 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 27 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 mei 2004, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 juni 2004, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. E.M. Vos, advocaat te Groesbeek, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Vleuten, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld.
2.2. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat verzoeker de last niet mocht worden opgelegd.
2.3. Gelet hierop, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2004
201.