200307797/1.
Datum uitspraak: 7 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Oost Deurningen", gevestigd te Deurningen,
appellante,
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 30 januari 2003 heeft de gemeenteraad van Oldenzaal, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 december 2002, het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Het Hazewinkel Noord-West" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 2 september 2003, kenmerk RWB/2003/640, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 15 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2003, beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 23 maart 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door A.F.P. Seiger en H. Nijenhuis, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar de gemeenteraad van Oldenzaal, vertegenwoordigd door J.J.M. Oude Avenhuis, ambtenaar van de gemeente, gehoord.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in een uitbreiding van het bedrijventerrein ”Het Hazewinkel Noord-West” ten zuiden van Oldenzaal.
Het plangebied omvat de gronden in de oksel van de rijksweg A1 en de spoorlijn van Hengelo naar Oldenzaal (hierna: de spoorlijn), alsmede de gronden tussen de Jufferbeekweg, de Visschedijkweg, de Vriendschapsmeerweg en de spoorlijn. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan grotendeels goedgekeurd.
2.3. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij voert hiertoe aan dat in het plan aan het natuurbelang wat betreft de gronden in de oksel van de rijksweg A1 en de spoorlijn te weinig gewicht is toegekend. Appellante wijst er op dat deze gronden een doortrekgebied voor reeën vormen naar natuurgebieden in de omgeving. Zij is van mening dat de voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein ter plaatse de doortrek voor reeën onmogelijk maakt en verdergaande lintbebouwing langs de rijksweg A1 met zich brengt.
De aangereikte alternatieven zijn ten onrechte niet serieus in overweging genomen, aldus appellante.
2.4. De gemeenteraad heeft aan een groot deel van de gronden in de oksel van de rijksweg A1 en de spoorlijn de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” met de aanduiding “zichtzone” toegekend, om aan de grote behoefte aan uitbreiding van de bedrijventerreinen in Oldenzaal te kunnen voldoen. Hij stelt zich op het standpunt dat de uitbreiding in overeenstemming is met het streekplan en geen onaanvaardbare lintbebouwing langs de rijksweg A1 met zich brengt.
De strook grond in de oksel grenzend aan de spoorlijn is in het plan bestemd tot “Doeleinden voor natuur en landschap”. De gemeenteraad is van mening dat deze bestemming voldoende mogelijkheden biedt om de doorgang voor dieren naar natuurgebieden in de omgeving te waarborgen.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien het plan op dit punt in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het in zoverre goedgekeurd. Hij onderschrijft het standpunt van de gemeenteraad ten aanzien van de omvang van de groenzone in de oksel van de rijksweg A1 en de spoorlijn. Het ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein te kappen bos zal volgens verweerder worden gecompenseerd volgens provinciaal beleid.
2.6. Het gebied in de oksel van de rijksweg A1 en de spoorlijn is van oudsher een bosterrein. Dit gebied wordt begrensd door twee natuurgebieden, te weten “’t Holthuis” aan de zuidzijde en “Het Hulsbeek” aan de westzijde. Reeën gebruiken de gronden in de oksel als doortrekgebied tussen de twee bovenstaande natuurgebieden. Zij passeren de rijksweg A1 via de onderdoorgang van de spoorlijn. Ten noorden van de oksel bevindt zich het bedrijventerrein “Het Hazewinkel Noord-West” en ten oosten het bedrijventerrein “Het Hazewinkel Zuid-West”. In de omgeving van de oksel zijn twee ecologische verbindingszones aangewezen, die lopen van oost naar west. Deze zijn van belang om verbreiding, migratie en uitwisseling van planten- en diersoorten tussen verschillende kerngebieden mogelijk te maken. De regionale verbindingszone loopt door de bedrijventerreinen “Het Hazewinkel Noord-West” en “Het Hazewinkel Zuid-West” en verbindt het landgoed “Het Hoge Venterink” met het natuurgebied “Het Hulsbeek”.
De provinciale ecologische verbindingszone ten zuiden van de oksel maakt een verbinding mogelijk tussen het bosgebied van “Saasveld-Gammelke” en de landgoederen tussen Hengelo, Enschede en Oldenzaal.
2.6.1. Blijkens de plankaart heeft de strook grond in de oksel van de rijksweg A1 en de spoorlijn met de bestemming “Doeleinden voor natuur en landschap” een breedte variërend van 30 tot 70 meter. Ingevolge artikel 5, lid A, van de planvoorschriften zijn deze gronden bestemd voor bos, water, herstel, onderhoud en ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden en - voorzover dit op de plankaart is aangeduid - gebouwen/medegebruik ten behoeve van de hondendressuurclub.
2.6.2. Niet in geding is dat er in Oldenzaal grote behoefte bestaat aan nieuwe bedrijventerreinen. Blijkens het streekplan Overijssel 2000+ (hierna: het streekplan) worden de ontwikkelingsmogelijkheden van Oldenzaal ruimtelijk ingekaderd door een aantal belangrijke omgevingsfactoren, te weten natuur- en landschapskwaliteiten, rail- en weginfrastructuur en het vliegveld Twente. Dit heeft er toe geleid dat Oldenzaal op de functiekaart behorende bij het streekplan geheel is voorzien van een belemmeringenlijn. Overschrijding van deze lijn door stedelijke ontwikkelingen mag in principe niet plaatsvinden.
De Afdeling stelt vast dat de gronden in de oksel van de rijksweg A1 en de spoorlijn met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” binnen de belemmeringenlijn van Oldenzaal zijn gelegen. Verder overweegt zij dat deze gronden aansluiten op het bestaande bedrijventerrein “Het Hazewinkel Noord-West”. Niet is gesteld noch is gebleken dat in het beoogde uitbreidingsgebied gronden liggen met de functie bos als bedoeld in het streekplan, die als zodanig in het plan hadden moeten worden beschermd. Het beleid van verweerder dat het ten behoeve van de uitbreiding gekapte bos elders zal worden gecompenseerd, acht de Afdeling niet onredelijk. Verweerder heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de lintbebouwing langs de rijksweg A1 niet in grote mate zal worden versterkt door de beoogde uitbreiding. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, gelet op de plankaart, de aan de rijksweg A1 grenzende gronden - variërend in breedte van 20 tot 40 meter - niet mogen worden bebouwd en de aanduiding “zichtzone” die op de achterliggende gronden is gelegd een waarborg biedt voor een representatieve bebouwing en openbare ruimte.
2.6.3. Gelet op de ligging van het aan de orde zijnde gebied in de oksel van de rijksweg A1 en de spoorlijn en de aansluiting op het bestaande bedrijventerrein “Het Hazewinkel Noord-West”, ziet de Afdeling geen aanleiding om te oordelen dat verweerder de in geding zijnde ruimtelijke belangen op een onevenwichtige wijze heeft afgewogen. Niet aannemelijk is geworden dat het plan de doortrek van reeën onmogelijk maakt. In dit verband is van belang dat de bestemming “Doeleinden voor natuur en landschap” die op een deel van de gronden in de oksel is gelegd, de mogelijkheid biedt voor een zodanige inrichting dat de doortrek voor reeën mogelijk blijft.
Wat betreft de door appellante aangevoerde alternatieven, overweegt de Afdeling dat het bestaan daarvan op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan.
Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
2.6.4. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan, voorzover bestreden, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2004