ECLI:NL:RVS:2004:AQ0958

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402141/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan herziening vakantieoord De Kiekebelt in Wierden

Op 6 juli 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Buitengebied ’85, gedeeltelijke herziening uitbreiding vakantieoord De Kiekebelt". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de gemeenteraad van Wierden op 12 augustus 2003, voorziet in een aanpassing van de bestemmingsplanvoorschriften voor het vakantieoord "De Kiekebelt". De aanpassing houdt in dat het aantal toegestane recreatiewoningen wordt verlaagd van 117 naar 101, terwijl de toegestane inhoud van een recreatiewoning wordt vergroot van 200 m3 naar 250 m3. Tevens wordt het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om voor maximaal 15 recreatiewoningen vrijstelling te verlenen voor een inhoud van 300 m3.

Verzoeker heeft tegen de goedkeuring van dit plan door het college van gedeputeerde staten van Overijssel beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Hij stelt dat de goedkeuring van het plan zal leiden tot onevenredige aantasting van het bosgebied en dat er geen onderzoek is gedaan naar de flora en fauna in het plangebied. Tijdens de zitting op 18 juni 2004 is verzoeker in persoon verschenen, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door drs. G. Rooks en de gemeenteraad van Wierden door ing. B.J.M. Beernink-Rouweler.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat het oordeel over het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Hij concludeert dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet niet kan worden verleend, aangezien dit al aan de orde is in de bouwvergunningprocedure. Daarom wijst de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening af en ziet hij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200402141/1.
Datum uitspraak: 6 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 augustus 2003 heeft de gemeenteraad van Wierden het bestemmingsplan "Buitengebied ’85, gedeeltelijke herziening uitbreiding vakantieoord De Kiekebelt" vastgesteld.
Bij besluit van 24 februari 2004, kenmerk RWB/2003/2666 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Verzoeker heeft tegen dit besluit van verweerder beroep ingesteld bij brief van 16 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 maart 2004.
Daarnaast heeft hij zich bij brief van 11 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2004, tot de Voorzitter gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juni 2004, waar verzoeker in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. G. Rooks, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Wierden, vertegenwoordigd door ing. B.J.M. Beernink-Rouweler, ambtenaar van de gemeente, daar verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een aanpassing van de bestemmingsplanvoorschriften die betrekking hebben op het vakantieoord “De Kiekebelt” aan de Haarboersweg te Hoge Hexel. Het plan houdt een herziening in van het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied ’85, uitbreiding vakantieoord De Kiekebelt" in die zin dat het toegestane aantal recreatiewoningen is verlaagd van ten hoogste 117 naar ten hoogste 101 en de toegestane inhoud van een recreatiewoning is vergroot van ten hoogste 200 m3 naar ten hoogste 250 m3. Het plan kent aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegd toe om voor ten hoogste 15 recreatiewoningen vrijstelling te verlenen voor een inhoud van ten hoogste 300 m3.
2.3. Verzoeker stelt dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Hij voert aan dat het plan zal leiden tot onevenredige aantasting van het bosgebied. Voorts stelt hij dat ten onrechte onderzoek naar de flora en fauna in het plangebied en de haalbaarheid van het plan achterwege is gelaten.
2.4. Niet in geschil is dat het college van burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 50, vierde lid van de Woningwet vergunning heeft verleend voor de bouw van 25 recreatiewoningen op gronden binnen het plangebied alsmede dat tegen dit besluit bezwaar is gemaakt. Ter zitting is verklaard dat in het kader van de nog te nemen beslissing op het bezwaarschrift tegen deze bouwvergunning, onderzoek is gedaan naar de in het plangebied voorkomende flora en fauna en dat voor de bouw van de recreatiewoningen een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is.
2.5. De Voorzitter overweegt dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder heeft bezien in hoeverre er op voorhand in redelijkheid van kan worden uitgegaan dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet, indien vereist, kan worden verleend. Nu echter in het kader van de bouwvergunningprocedure de vraag of deze ontheffing kan worden verleend reeds aan de orde is, ziet de Voorzitter geen aanleiding om om die reden over te gaan tot het treffen van een voorlopige voorziening. In hetgeen verzoeker verder aanvoert ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het plan niet heeft kunnen goedkeuren.
Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. De Rooy
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2004
370.