ECLI:NL:RVS:2004:AQ1064
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- K. Brink
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- P.C.E. van Wijmen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar geluidbelasting industrieterrein
In deze zaak heeft de Raad van State op 14 juli 2004 uitspraak gedaan over een beroep van een appellant tegen een besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het geschil betreft de vaststelling van de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting op de gevels van woningen in de omgeving van de industrieterreinen Maas-/Rijnhaven. De Minister had op 17 februari 1999 een besluit genomen waarin deze geluidwaarden werden vastgesteld. Appellant was het niet eens met een later besluit van 25 juni 2003, waarin zijn bezwaar tegen de geluidbelasting niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant stelde dat hij wel degelijk belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, maar de Raad van State oordeelde dat de woning van appellant zich op een te grote afstand van de zonegrens bevond om als belanghebbende te worden aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld op 29 juni 2004, waarbij verschillende partijen, waaronder vertegenwoordigers van de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland, aanwezig waren. Na het horen van de argumenten en het deskundigenbericht, concludeerde de Raad van State dat het beroep van appellant ongegrond was. De Raad verklaarde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.