ECLI:NL:RVS:2004:AQ3658

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400543/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot nadere eisen voor fitnesscentrum Fitzone en geluidshinderbeperkingen

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 juli 2004 uitspraak gedaan over een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht, dat op 25 november 2003 nadere eisen heeft gesteld aan het fitnesscentrum "Fitzone". Dit besluit was genomen op basis van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De nadere eisen waren gericht op het beperken van geluidshinder voor omwonenden. Het besluit werd op 11 december 2003 ter inzage gelegd en leidde tot beroep van de appellant, een omwonende, die op 19 december 2003 zijn bezwaren indiende.

De appellant betoogde dat de nadere eisen onvoldoende waren, omdat de wanden van de zaal waarin aerobiclessen worden gegeven ook geïsoleerd moesten worden. De Raad van State oordeelde echter dat deze beroepsgrond niet tegen het bestreden besluit gericht was en daarom niet kon slagen. De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog verder dat de geluidgrenswaarden die door verweerder waren vastgesteld, lager waren dan de eerder geldende waarden en dat er maatregelen mogelijk waren om de naleving van deze voorschriften af te dwingen.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak zelf, 21 juli 2004.

Uitspraak

200400543/1.
Datum uitspraak: 21 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2003 heeft verweerder krachtens artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) nadere eisen gesteld met betrekking tot het fitnesscentrum “Fitzone” op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 11 december 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 19 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 24 maart 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2004, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door
mr. D.M.A.A. Oostvogels en ing. R.E.S.S. Vliex, gemachtigden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder nadere eisen gesteld die tot doel hebben de geluidhinder als gevolg van het fitnesscentrum voor omwonenden te beperken. Zo heeft verweerder bij nadere eis geluidgrenswaarden voor het equivalente geluidniveau gesteld die lager zijn dan de in voorschrift 1.1.1 van bijlage 2 bij het Besluit opgenomen waarden. Voorts strekken de nadere eisen er onder meer toe dat tijdens de aerobiclessen de deuren en ramen gesloten moeten worden gehouden en dat de muziekinstallatie in de aerobiczaal voorzien moet zijn van een geluidbegrenzer. Verweerder heeft bij de totstandkoming van het besluit paragraaf 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast.
2.2. Appellant, omwonende van het fitnesscentrum, heeft betoogd dat verweerder in de nadere eisen tevens had moeten bepalen dat de wanden van de zaal waarin de aerobiclessen worden gegeven moeten worden geïsoleerd.
2.3. Deze beroepsgrond richt zich niet tegen het bestreden besluit en kan om die reden niet slagen. Voorzover appellant bedoeld heeft te betogen dat de geluidgrenswaarden niet worden nageleefd overweegt de Afdeling dat ook deze grond geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van het ter beoordeling staande besluit en om die reden niet kan slagen. De Algemene wet bestuursrecht voorziet overigens in de mogelijkheid voor verweerder tot het treffen van maatregelen die strekken tot het afdwingen van de naleving van de voor de inrichting ingevolge het Besluit geldende voorschriften en van de ingevolge het bestreden besluit geldende nadere eisen en voor appellant om aan verweerder daartoe een verzoek te doen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2004
312-431.