ECLI:NL:RVS:2004:AQ3717

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308640/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.M.H. Hirsch Ballin
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor overkapping fustopslag en verplaatsing laadperron bij fruitbedrijf

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Tiel op 5 februari 2003 een vergunning geweigerd voor het overkappen van een fustopslag en het verplaatsen van een laadperron bij het fruitbedrijf van appellante. Appellante, vertegenwoordigd door haar vennoten, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft dit bezwaar op 3 juli 2003 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem, die op 7 november 2003 de uitspraak van het college heeft bevestigd. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waar de zaak op 17 juni 2004 ter zitting is behandeld.

De rechtbank oordeelde dat het college de vergunning terecht had geweigerd, omdat de betrokken gronden op de bestemmingsplankaart zijn aangewezen voor agrarisch gebruik. Appellante had in 2001 verklaard dat het sorteren van fruit voor derden 20% van de omzet zou zijn, maar in hoger beroep werd betoogd dat dit percentage lager was. De Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het college op basis van de beschikbare informatie de vergunning terecht had geweigerd. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak van de Raad van State is gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 21 juli 2004. De zaak is geregistreerd onder nummer 200308640/1.

Uitspraak

200308640/1.
Datum uitspraak: 21 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot 1] en
[vennoot 2],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 november 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Tiel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tiel (hierna: het college) geweigerd een vergunning te verlenen voor het overkappen van een fustopslag en het verplaatsen van een laadperron bij het fruitbedrijf van appellante aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 3 juli 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 17 december 2003, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 18 februari 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2004, waar de vennoten van appellante in persoon en vertegenwoordigd door K.J. van Eldik, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Pennekamp, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld, dat het college de gevraagde vergunning terecht heeft geweigerd. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de voorschriften het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1983", zijn de betrokken gronden op de bestemmingsplankaart aangewezen voor "Agrarisch gebied" en bestemd voor één of meer vormen van agrarisch grondgebruik. Namens appellante is in 2001 verklaard "dat het sorteren van fruit voor derden 20% zal zijn". Niet is gebleken dat het college ten tijde van de beoordeling van de betrokken bouwaanvraag niet van dit percentage mocht uitgaan. Dat van de zijde van appellante in hoger beroep is betoogd dat de fruitsortering voor derden een lager deel van de omzet betreft dan 20% kan aan het vorenstaande niet afdoen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2004
66.