ECLI:NL:RVS:2004:AQ3778

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404881/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor bedrijfswoning in Tubbergen

Op 6 januari 2004 verleende het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen een binnenplanse vrijstelling en bouwvergunning voor de bouw van een bedrijfswoning op een perceel in Tubbergen. Verzoekers, wonend te [woonplaats], maakten bezwaar tegen dit besluit, dat op 13 april 2004 door het college ongegrond werd verklaard. Hierop volgde een beroep bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo, die op 3 juni 2004 het beroep ongegrond verklaarde. Verzoekers stelden vervolgens hoger beroep in bij de Raad van State en vroegen om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek op 8 juli 2004. Tijdens de zitting waren verzoekers, bijgestaan door hun advocaat mr. J. van Groningen, en het college, vertegenwoordigd door drs. R.M. van Erkelens, aanwezig. Ook de vergunninghouder, bijgestaan door mr. G.H. Hoekman, was ter zitting aanwezig.

De kern van het geschil was of de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat het bouwplan voorziet in de bouw van een dienstwoning, zoals gedefinieerd in het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Tubbergen. De Voorzitter concludeerde dat er geen twijfel bestond dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure in stand zal blijven. Daarom werd besloten om de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen van 6 januari 2004 en 13 april 2004 te schorsen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekers en werd het griffierecht vergoed.

Uitspraak

200404881/2.
Datum uitspraak: 13 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 3 juni 2004 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] binnenplanse vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een bedrijfswoning op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 13 april 2004 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juni 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 14 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2004, hoger beroep ingesteld. Tevens hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juli 2004, waar verzoekster [naam een der verzoekers] in persoon, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door drs. R.M. van Erkelens, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder] in persoon, bijgestaan mr. G.H. Hoekman, advocaat te Almelo, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de voorzieningenrechter in de aangevallen uitspraak terecht heeft geoordeeld dat het bouwplan voorziet in de bouw van een dienstwoning, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder p, van de voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Tubbergen. Ingevolge deze bepaling moet in deze voorschriften onder “dienstwoning” worden verstaan een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
2.2. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, is niet op voorhand buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure in stand zal blijven.
2.3. Gelet hierop en op de betrokken belangen, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen van 6 januari 2004 en 13 april 2004, onderscheidenlijk nr. 20030413-496 en BWM/04.2499;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 697,81, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Tubbergen te worden betaald aan verzoekers;
III. gelast dat de gemeente Tubbergen aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 205,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2004
201.