ECLI:NL:RVS:2004:AQ5710
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.H.B. van der Meer
- O. van Loon
- Rechtspraak.nl
Toelating inleidend verzoek referendum Parkeerverordening 2004
Op 8 juli 2004 heeft de voorzitter van het centraal stembureau van de gemeente Nieuwegein, verweerder, het inleidend verzoek tot het houden van een referendum over de Parkeerverordening 2004 toegelaten. Appellant heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden zijn aangevuld op 16 juli 2004. Verweerder heeft op dezelfde datum een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 19 juli 2004, waar appellant in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door drs. A.J. ter Horst, R.W.A. Kruger en mr. N.C. Bouwman-de Zoeten, aanwezig waren.
De gemeenteraad had op 8 april 2004 de Parkeerverordening 2004 vastgesteld en de invoeringsdatum voor de parkeerregulering in delen van de gemeente vastgesteld op 1 oktober 2004. Appellant betoogde dat het besluit van 8 april 2004 ook onderdeel van het referendum had moeten zijn. De Raad van State overwoog dat het college bij uitsluiting bevoegd is om te bepalen of een besluit aan een referendum kan worden onderworpen, en dat appellant geen rechtens te honoreren belang meer had bij een beoordeling van zijn overige beroepsgronden.
Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat de besluiten van 8 april en 8 juli 2004 door verschillende bestuursorganen zijn genomen en niet als samenhangend kunnen worden aangemerkt. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 juli 2004.