ECLI:NL:RVS:2004:AQ5779

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400550/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie van huwelijk in gemeentelijke basisadministratie door college van burgemeester en wethouders van Culemborg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 5 december 2003 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante had verzocht om registratie van haar huwelijk met [partner] in de gemeentelijke basisadministratie, maar dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Culemborg op 28 oktober 2002 afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing ongegrond bij besluit van 31 maart 2003. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van appellante als een herhaalde aanvraag moest worden beschouwd, wat leidde tot de ongegrondverklaring van haar beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 juli 2004 behandeld. Appellante was aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het college vertegenwoordigd was door een ambtenaar. De Afdeling overwoog dat het college eerder een verzoek van [partner] tot registratie van het huwelijk had afgewezen en dat er geen rechtsmiddelen tegen dat besluit waren aangewend, waardoor het besluit in rechte onaantastbaar was geworden. De rechtbank had terecht vastgesteld dat het verzoek van appellante niet als nieuw feit of veranderde omstandigheid kon worden aangemerkt, omdat de overgelegde akte van huwelijksbevestiging niet eerder kon zijn overgelegd.

De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 28 juli 2004.

Uitspraak

200400550/1.
Datum uitspraak: 28 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Culemborg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 december 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Culemborg.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg (hierna: het college) een verzoek van appellante om haar huwelijk met [partner] (hierna onderscheidenlijk: het huwelijk en [partner]) in de gemeentelijke basisadministratie te registreren, afgewezen.
Bij besluit van 31 maart 2003 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 december 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 18 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 15 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2004, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door C.A. den Dulk, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het college heeft eerder een verzoek van [partner] tot registratie van het huwelijk in de gemeentelijke basisadministratie bij besluit van 14 mei 2002 afgewezen. Tegen dat besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat het in rechte onaantastbaar is geworden.
2.2.    Het betoog van appellante dat de rechtbank haar aanvraag om registratie van het huwelijk ten onrechte als herhaalde aanvraag heeft aangemerkt, treft geen doel.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in haar uitspraak van 4 april 2003 in zaak nr. 200206882/1, AB 2003, 315), geldt het algemene rechtsbeginsel, waaraan voor de bestuurlijke besluitvorming invulling wordt gegeven in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), volgens hetwelk niet meermalen wordt geoordeeld over eenzelfde zaak, ook de rechtspraak en kan buiten de aanwending van ingevolge de wet openstaande rechtsmiddelen eenzelfde geschil niet ten tweede male aan de rechter worden voorgelegd. De in de wet gegeven bepalingen voor het instellen van beroep verzetten zich ertegen dat door het instellen van beroep tegen het besluit op een herhaalde aanvraag wordt bereikt dat de rechter de zaak beoordeelt, als ware het beroep gericht tegen het eerdere besluit. Dit geldt ook, indien het bestuursorgaan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb niet heeft toegepast, aangezien de regels inzake te toegang tot de rechter van openbare orde zijn. Gelet hierop, heeft de rechtbank terecht ambtshalve getoetst of sprake was van een herhaalde aanvraag.
Nu het verzoek van appellante tot het in het leven roepen van hetzelfde rechtsgevolg strekt als dat van [partner], namelijk registratie van het huwelijk in de gemeentelijke basisadministratie, heeft de rechtbank het verzoek van appellante met juistheid aangemerkt als nieuwe aanvraag na een eerder afwijzend besluit, als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Mitsdien heeft zij de omvang van haar toetsing terecht beperkt tot de vraag of aan het verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd.
2.3.    Appellante heeft bij haar verzoek een “Copie d’Acte de Confirmation Mariage”, opgemaakt op 16 juli 2002 te [land], overgelegd. Zoals volgt uit de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling, kunnen bewijsstukken van eerder aangevoerde feiten of omstandigheden slechts als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, worden aangemerkt, indien deze niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve, ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, behoorden te worden overgelegd. De door appellante overgelegde akte is weliswaar opgemaakt, nadat de afwijzing van het verzoek van [partner] in rechte onaantastbaar is geworden, doch behelst een kopie van een akte van huwelijksbevestiging die is opgesteld op 2 oktober 1962. Gesteld noch gebleken is dat die akte niet had kunnen worden overgelegd, voorafgaand aan het in rechte onaantastbaar worden van het besluit op het verzoek van [partner]. Gelet hierop, heeft de rechtbank de door appellante overgelegde akte terecht niet als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid, als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb, aangemerkt.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Mathot
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2004
413.