ECLI:NL:RVS:2004:AQ6608
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- C.M. Ligtelijn-Van Bilderbeek
- E.M. Ouwehand
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor woningbouwcomplex te Den Haag
Op 3 augustus 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het hoger beroep van verzoekers tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 juni 2004. Dit hoger beroep volgde op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 24 december 2002 een vrijstelling en bouwvergunning had verleend aan ING Vastgoed Ontwikkeling B.V. voor de bouw van een woningcomplex aan de Havanasingel te Den Haag. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen dit besluit, werden door het college niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaren. De rechtbank bevestigde deze niet-ontvankelijkheid in haar uitspraak van 1 juni 2004, waarop verzoekers hoger beroep instelden en tevens vroegen om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter heeft het verzoek op 22 juli 2004 behandeld. Tijdens de zitting waren verzoekers en vertegenwoordigers van het college aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van ING Vastgoed Ontwikkeling B.V. De Voorzitter overwoog dat het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, die de bouwvergunning zou schorsen, verstrekkende gevolgen zou hebben. Aangezien verzoekers niet-ontvankelijk waren verklaard in hun bezwaar en de rechtbank het beroep ongegrond had verklaard, was er geen inhoudelijk oordeel over de bezwaren van verzoekers gegeven. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2004.