ECLI:NL:RVS:2004:AQ6609

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405662/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-Van Bilderbeek
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woningen en appartementen te Born

Op 12 november 2003 verleende het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen een bouwvergunning aan [vergunninghouder] voor het oprichten van 7 woningen en 8 appartementen op de locatie van een voormalige kleuterschool aan de Prinsbisdomstraat te Born. Dit besluit werd door verzoekers, die bezwaar maakten, ongegrond verklaard op 16 april 2004. Vervolgens werd het beroep dat verzoekers instelden tegen deze beslissing door de rechtbank Maastricht op 12 mei 2004 eveneens ongegrond verklaard. Hierop hebben verzoekers op 8 juli 2004 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 22 juli 2004 behandeld. Tijdens de zitting waren verzoeker 1 en een vertegenwoordiger van het college aanwezig, evenals de vergunninghouder, vertegenwoordigd door T.J.E. Kitzen. De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend, vooral wanneer de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het beroep ongegrond heeft verklaard.

De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De bezwaren van verzoekers, met betrekking tot de hoogbouw en de geschiktheid in de omgeving, werden niet overtuigend bevonden. De Voorzitter merkte op dat slechts één van de woningen afwijkt van het bestemmingsplan en dat het appartementencomplex niet veel hoger is dan de toegestane woningbebouwing. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2004.

Uitspraak

200405662/2.
Datum uitspraak: 3 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht van 12 mei 2004 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 7 woningen en 8 appartementen op de voormalige kleuterschool locatie aan de Prinsbisdomstraat te Born.
Bij besluit van 16 april 2004 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 mei 2004, verzonden op 4 juni 2004, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 7 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2004, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 7 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juli 2004, waar [verzoeker 1] in persoon en het college, vertegenwoordigd door J.F.M. Giesen, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder] bij monde van T.J.E. Kitzen daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld.
2.2.    In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling niet mocht worden verleend. Daarbij tekent de Voorzitter naar aanleiding van het bezwaar van verzoekers dat de hoogbouw niet past in de omgeving nog aan dat alleen één van de op te richten woningen voor wat betreft de goothoogte afwijkt van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Kern Born’ en dat het appartementencomplex niet veel hoger is (namelijk 10.40 meter) dan de nokhoogte die mogelijk zou zijn bij de ingevolge dat bestemmingsplan toegestane woningbebouwing, bestaande uit eengezinshuizen in drie bouwlagen.
2.3.    Gelet op het vorenstaande, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-Van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-Van Bilderbeek    w.g. Ouwehand
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2004
224.