Uitspraak
200306855/1 en 200400369/1.
Datum uitspraak: 11 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
appellanten sub 1,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 15 september 2003 in het geding tussen:
appellanten sub 1
en
het college van burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg.
en
[appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 december 2003 in het geding tussen:
appellant sub 2
en
het college van burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 29 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg (hierna: het college) aan onderscheidenlijk de Turkse Solidariteitsvereniging Hacibayram en de Marokkaanse Vereniging Annasr (hierna: vergunninghouders) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een gebeds- en ontmoetingsruimte onderscheidenlijk op het perceel Akkerweg 1 en op het perceel Akkerweg 3 (hierna: de percelen) te Driebergen-Rijsenburg.
Bij besluit van 24 juni 2003 heeft het college het daartegen door appellanten sub 1, voorzover wonend in de in dat besluit met name genoemde straten, gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, het door de overige appellanten sub 1 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de besluiten van 29 oktober 2002 gehandhaafd, met dien verstande dat in plaats van de daarin genoemde CROW-normen ASVV-1966 moet worden gelezen CROW-normen ASVV-1996.
Bij besluit van eveneens 24 juni 2003 heeft het college het daartegen door appellant sub 2 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de besluiten van 29 oktober 2002 gehandhaafd, met dien verstande dat in plaats van de daarin genoemde CROW-normen ASVV-1966 moet worden gelezen CROW-normen ASVV-1996.
Bij uitspraak van 15 september 2003, verzonden op 17 oktober 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het door appellanten sub 1 ingestelde beroep tegen het aan hen gerichte besluit van 24 juni 2003 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij uitspraak van 3 december 2003, verzonden op 8 december 2003, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door appellant sub 2 ingestelde beroep tegen het aan hem gerichte besluit van 24 juni 2003 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 september 2003 hebben appellanten sub 1 bij brief van 11 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 20 november 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Tegen de uitspraak van de rechtbank van 3 december 2003 heeft appellant sub 2 bij brief van 15 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 21 juni 2004, waar appellanten sub 1, vertegenwoordigd door mr. N.R. Geerts-Zandveld, gemachtigde, appellant sub 2, in persoon, bijgestaan door mr. M.M. de Vaal, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door B.J. ter Horst, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen het college van gedeputeerde staten van Utrecht, vertegenwoordigd door F.L.H.G. Assmann, ambtenaar van de provincie.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 30 januari 2003 heeft de gemeenteraad van Driebergen-Rijsenburg het bestemmingsplan “Akkerweg 1-3” vastgesteld.
Bij besluit van 26 augustus 2003 hebben gedeputeerde staten omtrent de goedkeuring van dit plan beslist.
Bij uitspraak van heden in zaak no.
200306757/1heeft de Afdeling de tegen laatstgenoemd besluit ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Daarmee is het bestemmingsplan “Akkerweg 1-3” onherroepelijk geworden.
200306757/1heeft de Afdeling de tegen laatstgenoemd besluit ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Daarmee is het bestemmingsplan “Akkerweg 1-3” onherroepelijk geworden.
2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de bouwplannen in overeenstemming zijn met de voorschriften van dit bestemmingsplan. De gronden van het hoger beroep hebben uitsluitend betrekking op het verlenen van de vrijstellingen van het ten tijde van de beslissing op bezwaar geldende bestemmingsplan “De Horst e.o.”.
2.3. De Afdeling is van oordeel dat appellanten niet meer kunnen bewerkstelligen wat zij met het instellen van de hoger beroepen hebben beoogd. Bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende vrijstellingen hebben appellanten geen belang meer, omdat thans zonder vrijstelling bouwvergunning voor de bouwplannen kan worden verleend.
Het voorgaande brengt mee dat niet meer hoeft te worden ingegaan op het betoog van appellanten sub 1 dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college een aantal van hen ten onrechte in hun bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4. De hoger beroepen zijn niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Roosmalen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2004
71-429-412.