ECLI:NL:RVS:2004:AQ7432

Raad van State

Datum uitspraak
17 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404951/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-Van Bilderbeek
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor bedrijfsgebouw in Sint-Oedenrode

Op 11 november 2003 verleende het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode vrijstelling en een bouwvergunning voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een perceel in Sint-Oedenrode. Dit besluit werd door de Vereniging voor Natuurbehoud & Milieubeheer in Midden- en Noord-Oost Brabant en de Stichting Brabantse Milieu Federatie aangevochten. Op 16 juni 2004 stelden zij hoger beroep in bij de Raad van State en vroegen om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek op 5 augustus 2004. Tijdens de zitting waren de verzoekers vertegenwoordigd door A.A.F. van Abelen en J.A. van der Schroeff, terwijl het college werd vertegenwoordigd door J.A.F.M. van Vorstenbosch. De vergunninghouder was vertegenwoordigd door mr. R.E. Wannink en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant door J.V. Nefkens.

De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. In dit geval had de rechter in eerste aanleg het besluit getoetst en het beroep ongegrond verklaard. De Voorzitter vond geen aanleiding om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De verzoekers hadden geen overtuigende argumenten aangedragen die erop wezen dat het bouwplan niet in overeenstemming was met het provinciaal beleid, zoals neergelegd in het streekplan 2002. Dit plan staat uitbreiding van agrarische bouwblokken toe, tenzij er overwegende bezwaren zijn van verschillende aard. De Voorzitter concludeerde dat er geen dergelijke bezwaren waren aangetoond.

Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd op 17 augustus 2004 openbaar uitgesproken door de Voorzitter, mr. C.M. Ligtelijn-Van Bilderbeek, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200404951/2.
Datum uitspraak: 17 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
1. de Vereniging voor Natuurbehoud & Milieubeheer in Midden- en Noord-Oost Brabant "Het groene hart",
2. de Stichting Brabantse Milieu Federatie,
verzoekers
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 11 mei 2004 in het geding tussen:
verzoekster sub 1
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oederode.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Sint-Oedenrode, sectie […], nr. […].
Bij besluit van 23 maart 2004 heeft het college het daartegen door verzoekster sub 1 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 mei 2004, verzonden op 21 mei 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekster sub 1 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, eveneens bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 augustus 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door A.A.F. van Abelen en J.A. van der Schroeff, en het college, vertegenwoordigd door J.A.F.M. van Vorstenbosch, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar de [vergunninghouder], bij monde van mr. R.E. Wannink, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, bij monde van J.V. Nefkens, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard.
2.2.    In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling en bouwvergunning mocht worden verleend. Daarbij zij aangetekend dat anders dan verzoekers hebben betoogd in de door hun overgelegde stukken geen aanknopingspunt is te vinden voor het standpunt dat het bouwplan zich niet verdraagt met het provinciaal beleid, als neergelegd in het streekplan 2002. Ingevolge dat plan is het onderhavige gebied gelegen in het deel van de Agrarische hoofdstructuur dat een landbouwfunctie heeft. Uitgangspunt is dat in de AHS-landbouw agrarische bouwblokken mogen worden uitgebreid, tenzij overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard zich daartegen verzetten. In de genoemde stukken is voorshands van dergelijke overwegende bezwaren niet gebleken.
2.3.    Gelet op het vorenstaande, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-Van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-Van Bilderbeek    w.g. Ouwehand
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2004
224.