Uitspraak
200403252/2 en 200403252/1, heeft de Voorzitter dit besluit met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd.
Raad van State
In deze zaak heeft de Raad van State op 18 augustus 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van bestuursdwang. Verzoeker, het college van burgemeester en wethouders van Roggel en Neer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg, dat zich onbevoegd verklaarde ten aanzien van een verzoek om bestuursdwang voor het opslaan van afvalstoffen op het terrein van een manege. Dit verzoek was door verweerder doorgezonden naar appellant, wat leidde tot een juridische procedure.
De zaak begon met een besluit van 19 december 2003, waarin verweerder zich onbevoegd verklaarde. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 10 augustus 2004 ter zitting behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren. De Voorzitter oordeelde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de grondwallen al sinds 1999 aanwezig waren en er geen direct gevaar voor verontreiniging was aangetoond.
Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de bevoegdheid tot handhaving en de noodzaak van spoed in bestuursrechtelijke procedures.