ECLI:NL:RVS:2004:AQ7455
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- I.A. Molenaar
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake urgentie woningverzoek door college van burgemeester en wethouders van Utrecht
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op 20 november 2002 een verzoek van een wederpartij om urgentie te verlenen op grond van de Huisvestingsverordening Bestuur Regio Utrecht 1997 afgewezen. De wederpartij, die met zijn gezin in een driekamerwoning woont, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het college ongegrond verklaard. De rechtbank Utrecht heeft op 3 juni 2004 het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar te beslissen. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 5 augustus 2004 behandeld. De Voorzitter oordeelde dat het college het verzoek om urgentie terecht had afgewezen, omdat er volgens het beleid geen urgentie wordt verleend bij problemen door gebrek aan woonruimte. De Voorzitter twijfelde echter of het college op deugdelijke wijze had gemotiveerd dat er in dit geval geen bijzondere omstandigheden waren die afwijking van het beleid rechtvaardigden. De situatie van de wederpartij, die met acht personen in een driekamerwoning woont, werd in twijfel getrokken, vooral omdat er geen bewijs was dat het gezin door gezinshereniging was gegroeid.
Uiteindelijk heeft de Voorzitter besloten dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht geen nieuwe beslissing op het bezwaar van de wederpartij behoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze beslissing is genomen in het kader van een voorlopige voorziening en is niet bindend voor de bodemprocedure.