ECLI:NL:RVS:2004:AQ7457
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- I.A. Molenaar
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake ongeldig verklaring rijbewijs door de Minister van Verkeer en Waterstaat
In deze zaak heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat op 8 april 2003 vastgesteld dat de wederpartij niet voldoet aan de geschiktheidseisen en heeft hij het rijbewijs van de wederpartij ongeldig verklaard voor alle categorieën. De wederpartij heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister heeft dit bezwaar op 11 juli 2003 ongegrond verklaard. De wederpartij heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, die op 4 juni 2004 het beroep gegrond heeft verklaard en de beslissing van de minister heeft vernietigd. De minister heeft hierop hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 5 augustus 2004. Tijdens deze zitting is de minister vertegenwoordigd door J.A. Stelt-Launspach en drs. W. van Os, beiden werkzaam bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De wederpartij is bijgestaan door mr. J.B. Houtappel, advocaat te Rotterdam.
De Voorzitter heeft overwogen dat de zenuwarts J.W. Hartman op 22 oktober 2002 de wederpartij heeft onderzocht en de diagnose borderline persoonlijkheid heeft gesteld. De arts heeft vastgesteld dat de wederpartij aan zeven van de acht criteria voldoet voor deze diagnose. Tevens is er melding gemaakt van eerdere suïcidepogingen en een aanhouding voor winkeldiefstal. Gezien deze feiten en de vrees van de minister dat de wederpartij ook in het verkeer onaangepast gedrag zal vertonen, heeft de Voorzitter besloten de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen.
De beslissing houdt in dat de Minister van Verkeer en Waterstaat geen nieuwe beslissing op het bezwaar van de wederpartij behoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 augustus 2004.