ECLI:NL:RVS:2004:AQ8736

Raad van State

Datum uitspraak
1 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400421/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • P.A. Offers
  • Ch.W. Mouton
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving van bouwvergunningen voor appartementencomplex La Tour Meuse te Arcen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin het verzoek van appellanten om handhavend op te treden tegen bouwactiviteiten aan het appartementencomplex ‘La Tour Meuse’ te Arcen werd afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Arcen en Velden had op 18 december 2002 het verzoek van appellanten om handhaving afgewezen, waarna appellanten bezwaar maakten. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het college op 15 april 2003. De rechtbank Roermond verklaarde op 12 december 2003 het beroep van appellanten ongegrond. Appellanten stelden hiertegen hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij zij betoogden dat de zes sparingen in de maas(kade)gevel niet waren vergund en dat de rechtbank dit had miskend.

De Raad van State oordeelde dat de zes sparingen in de maas(kade)gevel wel degelijk waren vergund op basis van de bouwvergunning van 20 september 1995. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde dat de inhoud van de bouwvergunning werd bepaald door de goedgekeurde tekeningen, die door het college waren overgelegd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de sparingen in de zuidgevel geen bouwvergunning vereisten, omdat deze niet de draagconstructie van het gebouw aantasten. Ook de ruimte op de zesde etage, aangeduid als ‘machinekamer’, was volgens de Raad van State in overeenstemming met de bouwvergunning aangebracht.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad van State benadrukte dat de beoordeling van de bouwvergunningen en de bijbehorende tekeningen leidend zijn in deze zaak, en dat de argumenten van appellanten niet voldoende waren om de eerdere besluiten te weerleggen.

Uitspraak

200400421/1.
Datum uitspraak: 1 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te Arcen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 12 december 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Arcen en Velden.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2002  heeft het college van burgemeester en wethouders van Arcen en Velden (hierna: het college) het verzoek van appellanten om handhavend op te treden met betrekking tot zes sparingen (ventilatieopeningen) in de maas(kade)gevel, twee sparingen in de zuidgevel en een machinekamer op de zesde etage van het appartementencomplex ‘La Tour Meuse’ aan de Schans 10a t/m 18 te Arcen, afgewezen.
Bij besluit van 15 april 2003 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2003, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 16 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2004, waar appellanten in de persoon van [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door M.I. Blokland, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 20 september 1995, zoals nadien gewijzigd bij besluit van 2 december 1996, heeft het college vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 16 woonappartementen, een horecabedrijf en een galerie op het perceel Schans 10a t/m 18 te Arcen. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend, zodat het in rechte onaantastbaar is.
2.2.    Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de zes sparingen in de maas(kade)gevel niet voorkomen op de bij de bouwvergunning behorende tekeningen en mitsdien zonder bouwvergunning zijn aangebracht.
2.2.1.    De Afdeling overweegt dienaangaande dat de inhoud van de bouwvergunning wordt bepaald door het besluit van 20 september 1995 en de als zodanig gewaarmerkte stukken waarnaar in het besluit wordt verwezen.
Bij het besluit van 20 september 1995 behoort een groot aantal bouwtekeningen, die aan de achterzijde zijn voorzien van een stempel met de woorden: “behoort bij het besluit van burgemeester en wethouders van Arcen en Velden d.d. 20 september 1995, nr. 950086”. Een van deze tekeningen betreft een bestektekening van het souterrain waarop staat vermeld dat onder meer aan de maas(kade)zijde van het gebouw tien sparingen voor natuurlijke ventilatie zullen worden aangebracht. Bij het besluit behoort tevens een kleine(re) detailtekening. Daarop zijn zes buitenmuurroosters van 1000 x 500 mm met een afsluitbaar luik aan de buitenzijde aangegeven. Deze roosters vervangen, zoals het college ter zitting uiteen heeft gezet, de eerder genoemde tien sparingen voor natuurlijke ventilatie. De hiervoor bedoelde tekeningen zijn door het college ter zitting getoond.
Gelet op deze stukken en het verhandelde ter zitting, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de zes sparingen in de maas(kade)gevel zijn vergund in de bouwvergunning van 20 september 1995. De omstandigheid dat de bestektekening van de achtergevel aan de maas(kade)zijde niet is aangepast overeenkomstig de detailschets en dat de zes sparingen daarop niet (alsnog) zijn aangebracht, is onvoldoende voor het oordeel dat niet overeenkomstig de bouwvergunning is gebouwd. De door appellanten geopperde mogelijkheid dat de detailschets zou zijn geantedateerd, is niet met feiten onderbouwd. Tenslotte doet aan het bovenstaande niet af dat op de tekeningen die appellanten bij gedeputeerde staten van Limburg hebben verkregen, de bedoelde sparingen niet zijn aangegeven. Doorslaggevend is – zoals al gezegd – wat op de tekeningen staat die door het college van een stempel zijn voorzien. Het betoog van appellanten faalt derhalve.
2.3.    Appellanten hebben voorts betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voor de twee sparingen in de zuidgevel van het gebouw, gelet op artikel 3, eerste lid, onder k, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: BBLB) en artikel 43, eerste lid, onder c, van de Woningwet, in onderlinge samenhang bezien, geen bouwvergunning is vereist.
Ook dit betoog faalt. Niet in geschil is dat de twee sparingen in de zuidgevel zijn aangebracht nadat het gebouw was opgeleverd. Voorts is niet gebleken dat de twee sparingen de draagconstructie van het bouwwerk aantasten en dat aan de overige in dat artikel 3, eerste lid, onder k van het BBLB genoemde voorwaarden niet wordt voldaan. De omstandigheid dat de muur, waarin de twee sparingen zijn aangebracht, een waterkerende functie heeft, speelt, anders dan appellanten kennelijk menen, geen rol bij de beantwoording van de vraag of sprake is van het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard.
2.4.    De rechtbank heeft ten slotte terecht en op goede gronden geoordeeld dat de ruimte op de zesde etage van het appartementencomplex
- door appellanten aangeduid als ‘machinekamer’ - overeenkomstig de bouwvergunning is aangebracht.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Van Roosmalen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2004
53-291.