ECLI:NL:RVS:2004:AQ9920

Raad van State

Datum uitspraak
2 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405740/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor aanbouw in beschermd dorpsgezicht Abcoude

Op 2 september 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeesters en wethouders van Abcoude. Het college had op 11 juni 2003 een bouwvergunning verleend voor het vergroten van een woning met een aanbouw in het beschermd dorpsgezicht van Abcoude. Verzoekster, die tegen dit besluit in beroep was gegaan, verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij twijfels had over de rechtmatigheid van de verleende vergunning.

De Voorzitter heeft het verzoek op 26 augustus 2004 behandeld. Tijdens de zitting waren verzoekster en haar gemachtigde aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder. De Voorzitter oordeelde dat er onvoldoende zekerheid bestond dat het bouwplan niet in strijd was met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan ter bescherming van het dorpsgezicht. Dit was gebaseerd op het feit dat er geen nieuwe beslissing was genomen door de gedeputeerde staten van Utrecht over de goedkeuring van het bestemmingsplan, en dat eerdere adviezen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg niet voldoende gemotiveerd waren.

Gelet op deze omstandigheden en het ontbreken van zwaarwegende belangen bij onmiddellijke uitvoering van het bouwplan, besloot de Voorzitter om de besluiten van het college van burgemeesters en wethouders van Abcoude te schorsen. Tevens werd de gemeente Abcoude gelast om het griffierecht aan verzoekster te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming rondom bouwvergunningen in beschermde gebieden.

Uitspraak

200405740/2.
Datum uitspraak: 2 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 23 juni 2004 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeesters en wethouders van Abcoude.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2003 heeft het college van burgemeesters en wethouders van Abcoude (hierna: het college) aan [vergunninghouder] met toepassing van artikel 6 van het bestemmingsplan “Beschermd Dorpsgezicht Abcoude” vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van een woning met een aanbouw, bestaande uit één bouwlaag met een kap, op het perceel, kadastraal bekend gemeente Abcoude, sectie […], nummer(s) […], plaatselijk bekend [locatie] te Abcoude.
Bij besluit van 16 maart 2004 heeft het college het daartegen door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat het daarbij een gewijzigde, op 15 oktober 2003 afgegeven bouwtekening in de plaats heeft gesteld van de bij het besluit van 11 juni 2003 behorende bouwtekening.
Bij uitspraak van 23 juni 2004, verzonden op 2 juli 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 9 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 12 juli 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 17 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 augustus 2004, waar verzoekster in persoon, bijgestaan door W. Kompier, en het college, vertegenwoordigd door G.J.G. Noordhoff, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder] in persoon, bijgestaan door D.J.D. van Miert, gemachtigde, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het bouwplan heeft betrekking op een aanbouw aan een woning, die behoort tot een beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988. Op de strook grond waarop deze aanbouw is geprojecteerd geldt nog geen ter bescherming daarvan strekkend bestemmingsplan. Volgens het college is er geen grond om de bouwvergunning te weigeren, maar bestaat niettemin geen aanleiding om de bouwaanvraag op de voet van artikel 51, eerste lid, van de Woningwet aan te houden, omdat sprake is van een situatie, als bedoeld in artikel 51, derde lid, van de Woningwet.
2.3.    Op 21 november 2000 heeft de gemeenteraad van Abcoude vastgesteld het bestemmingsplan “Beschermd Dorpsgezicht Abcoude”, dat voorziet in een planologische regeling als hiervoor bedoeld. Hierin is behalve aan het deel van het perceel waarop de woning van [vergunninghouder] is gelegen ook aan een strook van drie meter breed langs die woning, waarop de aanbouw is geprojecteerd, de bestemming “Woondoeleinden” toegekend. Op 7 augustus 2001 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht hieraan goedkeuring verleend. Bij uitspraak van 7 augustus 2002 heeft de Afdeling het deel van het besluit dat op genoemde strook grond ziet vernietigd, omdat bij de voorbereiding van het besluit niet de vereiste zorgvuldigheid was betracht en het besluit bovendien niet berustte op een deugdelijke motivering.
2.4.    Het college van gedeputeerde staten heeft sedertdien geen nieuwe beslissing genomen omtrent de goedkeuring van het betreffende plandeel. Wel heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg op 6 november 2003 een nieuw advies uitgebracht. Hierin is echter slechts aangegeven dat uit oogpunt van cultuurhistorie en op grond van stedenbouwkundige overwegingen kan worden ingestemd met het bouwplan, zonder verdere motivering. In zijn verklaring van geen bezwaar van 25 november 2003 heeft het college van gedeputeerde staten vervolgens slechts verklaard te kunnen instemmen met het bouwplan, eveneens zonder motivering.
2.5.    Onder deze omstandigheden bestaat onvoldoende zekerheid dat het bouwplan niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde, ter bescherming van het beschermde dorpsgezicht van Abcoude strekkende bestemmingsplan en derhalve over het antwoord op de vraag of aan de in artikel 51, derde lid, van de Woningwet gestelde voorwaarden is voldaan.
2.6.    Gelet hierop en in aanmerking nemend dat niet is gebleken van zwaarwegende belangen bij onmiddellijke uitvoering van het bouwplan, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.7.    Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeesters en wethouders van Abcoude van 11 juni 2003, nummer 2801 2003/156, en 16 maart 2004, ref. nr. 2040;
II.    gelast dat de gemeente Abcoude aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 205,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Boer
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2004
201.