ECLI:NL:RVS:2004:AQ9939

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307664/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • J.R. Schaafsma
  • H. Borstlap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om toepassing van de Wet milieubeheer voor een schietinrichting te Weert

In deze zaak heeft de Raad van State op 8 september 2004 uitspraak gedaan over het beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om toepassing van de artikelen 8.23 en 8.25 van de Wet milieubeheer. Het verzoek betrof vergunningen voor een schietinrichting, beheerd door de vereniging 'Schutterij St. Cornelis' in Weert. De afwijzing van het verzoek vond plaats bij besluit van 14 oktober 2003, dat op 12 november 2003 ter inzage werd gelegd. De appellant heeft op 19 november 2003 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarna verweerder op 2 februari 2004 een verweerschrift indiende. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft op 27 mei 2004 een deskundigenbericht uitgebracht, waarop partijen konden reageren.

Tijdens de zitting op 22 juli 2004 waren zowel de appellant als de vertegenwoordiger van verweerder aanwezig. De vergunninghoudster was vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Stals, advocaat te Weert. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak grondig behandeld en kwam tot de conclusie dat de afwijzing van de tweede aanvraag van de appellant terecht was. De Afdeling oordeelde dat verweerder, gezien de eerdere uitspraak van 4 december 2002, de afwijzing van de tweede aanvraag kon baseren op het nog te nemen besluit op de eerste aanvraag. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling aanwezig waren.

Uitspraak

200307664/1.
Datum uitspraak: 8 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2003 heeft verweerder een verzoek van appellant om toepassing van de artikelen 8.23 en 8.25, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer met betrekking tot de vergunningen die zijn verleend voor een door de vereniging “Schutterij St. Cornelis” gedreven schietinrichting te Weert afgewezen. Dit besluit is op 12 november 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 19 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 2 februari 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 27 mei 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van vergunninghoudster. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2004, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door J. Truijen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Stals, advocaat te Weert, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant heeft bij brief van 9 oktober 2000 een aanvraag gedaan om toepassing van de artikelen 8.23 en 8.25 van de Wet milieubeheer (hierna: de eerste aanvraag). Het besluit van verweerder op die aanvraag is bij uitspraak van de Afdeling van 4 december 2002, in zaak
200101075/2, 200101081/2, 200101084/2, 200101086/2 en 2001003933/1, vernietigd.
2.2.    Appellant heeft kort na de uitspraak van de Afdeling – bij brief van 30 december 2002 – opnieuw een, met de eerste aanvraag vergelijkbare, aanvraag gedaan (hierna: de tweede aanvraag). Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de tweede aanvraag afgewezen.
2.3.    Op het moment van het indienen van de tweede aanvraag diende verweerder nog, als gevolg van de uitspraak van de Afdeling van 4 december 2002, opnieuw te beslissen op de eerste aanvraag. Verweerder heeft er onder deze omstandigheden voor kunnen kiezen om de tweede aanvraag, mede onder verwijzing naar het nog te nemen besluit op de eerste aanvraag, af te wijzen.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Oudenaller
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2004
262.