ECLI:NL:RVS:2004:AR2157
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- D. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake horeca-inrichting te Maastricht
Op 8 september 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een horeca-inrichting in Maastricht. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht had op 14 mei 2004 een besluit genomen waarin nadere eisen werden gesteld aan de horeca-inrichting, specifiek met betrekking tot het geluidniveau. Verzoeker, de exploitant van de inrichting, maakte bezwaar tegen dit besluit en verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 2 september 2004 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. F.H.P. Konings, ambtenaar van de gemeente.
De Voorzitter overwoog dat de gestelde nadere eisen tot investeringen zouden kunnen leiden voor de verzoeker, die zich niet kon verenigen met deze eisen. Hij stelde dat er op dit moment geen investering van de verzoeker kon worden gevergd, gezien de mogelijke verplaatsing van zijn bedrijf. Verweerder gaf aan dat er geen handhaving van de eisen zou plaatsvinden totdat er een beslissing op het bezwaarschrift was genomen. Dit leidde de Voorzitter tot de conclusie dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigde.
Uiteindelijk werd het verzoek als ongegrond afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 september 2004, waarbij de Voorzitter, mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, de beslissing vaststelde in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.