ECLI:NL:RVS:2004:AR2896
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E.M.H. Hirsch Ballin
- E.M. Ouwehand
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en vrijstelling door college van burgemeester en wethouders van Eindhoven
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning en vrijstelling die door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven is verleend. Op 10 augustus 2001 verleende het college aan de vergunninghoudster een bouwvergunning voor het bouwen van twee woongebouwen en een parkeerkelder op het parkeerterrein aan de Zwembadweg in Eindhoven. Dit besluit werd later door het college gedeeltelijk herzien op 18 december 2003, waarbij enkele bezwaren van de bewoners werden gegrond verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde op 29 juni 2004 het beroep van de bewoners ongegrond, waarna zij hoger beroep instelden bij de Raad van State. Tevens vroegen zij om een voorlopige voorziening, die op 9 september 2004 ter zitting werd behandeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, E.M.H. Hirsch Ballin, overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De Voorzitter vond geen aanleiding om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De argumenten van de verzoekers, dat het college in strijd met de Wet op de Ruimtelijke Ordening had gehandeld, werden verworpen. De Voorzitter concludeerde dat er geen substantiële wijzigingen waren in het bouwplan ten opzichte van het oorspronkelijke plan en dat de ruimtelijke onderbouwing aan de wettelijke eisen voldeed. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 september 2004.