ECLI:NL:RVS:2004:AR2907

Raad van State

Datum uitspraak
29 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402066/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing tegemoetkoming schade vuurwerkramp Enschede

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 27 januari 2004 het beroep ongegrond verklaarde tegen het besluit van het bestuur van de stichting "Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp". Dit bestuur had op 11 maart 2003 meegedeeld geen aanleiding te zien om het eerdere besluit van 16 januari 2003 te herzien, waarin de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming in de schade als gevolg van de vuurwerkramp in Enschede was afgewezen. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bestuur verklaarde dit bezwaar op 4 juni 2003 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat het bestuur dit terecht had gedaan, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden.

Appellante stelde dat de rechtbank de psychische noodtoestand van de directeur van de besloten vennootschap, die ook de enig aandeelhouder van appellante is, niet correct had beoordeeld. Deze psychische gesteldheid zou de reden zijn voor de termijnoverschrijding. De Raad van State oordeelde echter dat niet aannemelijk was gemaakt dat de directeur ten tijde van de bezwaartermijn niet in staat was om de belangen van appellante te behartigen. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar terecht was.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 september 2004.

Uitspraak

200402066/1.
Datum uitspraak: 29 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 27 januari 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het bestuur van de stichting “Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp”.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2003 heeft het bestuur van de stichting “Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp” (hierna: het bestuur) appellante medegedeeld geen aanleiding te zien het besluit van 16 januari 2003 te herzien, waarbij een aanvraag van appellante om een tegemoetkoming in de schade ten gevolge van de vuurwerkramp te Enschede is afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2003 heeft het bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 januari 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 april 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 11 mei 2004 heeft het bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. A.W. van Rutten, advocaat te Haaksbergen, en [directeur], en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. drs. L. Roumen en I.M. van Buchem, gemachtigden, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante heeft bij brief van 1 mei 2003 bezwaar gemaakt tegen het besluit van het bestuur van 11 maart 2003.
2.2.    Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.3.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestuur het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, vanwege onverschoonbaarheid van de overschrijding van de bezwaartermijn.
2.4.    Appellante betoogt dat de rechtbank de psychische noodtoestand van [directeur] en enig aandeelhouder van de [besloten vennootschap] , gevestigd te [plaats], bestuurster en enig aandeelhoudster van appellante – als oorzaak van de termijnoverschrijding niet op de juiste wijze heeft beoordeeld.
2.5.    Dit betoog faalt. Immers, zoals de rechtbank op goede gronden heeft overwogen, is niet aannemelijk gemaakt dat [directeur] ten tijde van de bezwaartermijn tegen het besluit van 11 maart 2003 ten gevolge van diens psychische gesteldheid niet in staat was de belangen van appellante in rechte te behartigen dan wel te laten behartigen. Het oordeel van de rechtbank is dan ook juist.
Hetgeen appellante overigens heeft aangevoerd en ter zitting heeft toegelicht, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Van Meurs-Heuvel
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2004
47-424.