ECLI:NL:RVS:2004:AR2908
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- A.M. van Meurs-Heuvel
- Rechtspraak.nl
Bescherming van monumenten en rechtsgeldigheid van overeenkomsten met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 30 januari 2004 haar beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de aanwijzing van een pand in Amersfoort als beschermd monument door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op 29 augustus 2000. Appellante betwist deze aanwijzing en stelt dat er een overeenkomst is gesloten met een medewerkster van het Monumenten Selectie Projectteam, waarin is afgesproken dat het pand niet zonder haar toestemming als beschermd monument zou worden aangewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs is voor het bestaan van een dergelijke overeenkomst en dat de instemming van appellante niet vereist is voor de aanwijzing.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 september 2004 behandeld. Appellante is niet ter zitting verschenen, terwijl de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. R.P. Abeling. De Afdeling concludeert dat de monumentale waarde van het pand niet is betwist en dat appellante in hoger beroep geen nieuwe, doorslaggevende argumenten heeft aangevoerd die zich tegen de aanwijzing verzetten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de beslissing op bezwaar, waarbij de aanwijzing tot beschermd monument is gehandhaafd, in stand kan blijven.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 29 september 2004.