ECLI:NL:RVS:2004:AR2910

Raad van State

Datum uitspraak
29 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400289/1.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • P.A. Offers
  • T.M.A. Claessens
  • S.C. van Tuyll van Serooskerken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking van dossierstukken door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 25 november 2003. De appellant had een verzoek ingediend om openbaarmaking van stukken uit het dossier van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad had hem eerder een acceptgiro gestuurd voor de afgifte van 29 kopieën van deze stukken, waarvoor een bedrag van € 4,50 verschuldigd was. De Raad stelde dat de informatie pas zou worden verstrekt na betaling van dit bedrag. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant niet-ontvankelijk, wat de appellant niet kon accepteren. Hij stelde hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden aanvulde in brieven van 6 januari en 11 februari 2004. De minister van Justitie diende een antwoord in op 12 maart 2004. Tijdens de zitting op 9 augustus 2004 was de minister vertegenwoordigd, maar de appellant verscheen niet. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de rechtbank terecht had geconcludeerd dat de appellant geen procesbelang had bij de beoordeling van zijn verzoek, aangezien de stukken na betaling aan hem zouden worden toegezonden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 september 2004.

Uitspraak

200400289/1.
Datum uitspraak: 29 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 25 november 2003 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Justitie.
1.    Procesverloop
Bij brief van 8 mei 2003 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) aan appellant een acceptgiro ten bedrage van € 4,50 gestuurd voor de afgifte van 29 kopieën van alle stukken uit het dossier van de Raad.
Bij brief van 3 juni 2003 heeft de Raad aan appellant medegedeeld dat hij recht heeft op informatieverstrekking uit het raadsdossier, doch dat het beleid is dat eerst tot afgifte van informatie wordt overgegaan nadat appellant voor de af te geven kopieën heeft betaald. De Raad heeft het door appellant ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 12 maart 2004 heeft de minister van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2004, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. C.G. Zandee en mr. G. Cardol, respectievelijk ambtenaar op het departement en juridisch medewerker bij de Raad, is verschenen. Appellant is met voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat appellant geen procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn verzoek om het openbaar maken van de stukken uit het dossier van de Raad op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, nu vast staat dat die stukken, na betaling van € 4,50, aan hem zullen worden toegezonden.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink    w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2004
290.