ECLI:NL:RVS:2004:AR3333

Raad van State

Datum uitspraak
29 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405934/1 en 200405934/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • T.I. van Koten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een revisievergunning voor een kartcircuit en de niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Raad van State op 29 september 2004 uitspraak gedaan over de verlening van een revisievergunning voor een kartcircuit gelegen aan de Voorweg te Strijen. De vergunning werd verleend door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 13 mei 2004, met kenmerk DGWM/2004/7229, krachtens de Wet milieubeheer. Dit besluit werd op 14 juni 2004 ter inzage gelegd. De vereniging 'Skeltervereniging Hoekse Waard', als appellante, heeft op 15 juli 2004 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 13 september 2004 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting was de vertegenwoordiging van verweerder aanwezig, evenals een belanghebbende. De partijen hebben toestemming gegeven om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. De bezwaren van appellante richtten zich met name tegen de overwegingen in het bestreden besluit met betrekking tot campingovernachtingen, die volgens appellante niet zijn toegestaan.

De Voorzitter heeft overwogen dat de overwegingen in het bestreden besluit over campingovernachtingen geen zelfstandig rechtsgevolg hebben en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk is. Tevens is vastgesteld dat nader onderzoek in deze zaak niet nodig is. De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, waarbij het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

200405934/1 en 200405934/2.
Datum uitspraak: 29 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de vereniging "Skeltervereniging Hoekse Waard", gevestigd te Strijen,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2004, kenmerk DGWM/2004/7229, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan appellante een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een kartcircuit gelegen aan de Voorweg te Strijen, kadastraal bekend gemeente Strijen, sectie C, nummers 91 en 92. Dit besluit is op 14 juni 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 15 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 juli 2004 , bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2004, heeft appellante de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2004, waar verweerder, vertegenwoordigd door R. van de Berg en ing. C.G. Radstok, ambtenaren van de provincie, is verschenen. Voorts is [belanghebbende] als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij het bestreden besluit is aan appellante een revisievergunning verleend voor een kartcircuit. Deze revisievergunning vervangt de oprichtingsvergunning van 7 april 1965.
2.2.    De bezwaren van appellante richten zich tegen hetgeen in het bestreden besluit onder ad 9 en 12 ten aanzien van campingovernachtingen is opgemerkt.
2.3.    Het bestreden besluit bevat naar aanleiding van de bedenkingen die door omwonenden zijn geuit, een overweging waaruit blijkt dat verweerder van mening is dat campingovernachtingen activiteiten zijn die niet zijn aangevraagd. Volgens hem maakt het verlenen van de gevraagde vergunning daarom niet dat campingovernachtingen zijn toegestaan. De Voorzitter stelt vast dat het dictum van het bestreden besluit noch de vergunningvoorschriften die aan het bestreden besluit zijn verbonden betrekking hebben op campingovernachtingen. Voornoemde overweging is geen op zelfstandig rechtsgevolg gericht onderdeel van het bestreden besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
2.4.    De Voorzitter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.5.    Nu het beroep niet-ontvankelijk is, ziet de Voorzitter aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.I. van Koten, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Van Koten
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2004
324.