200407766/2.
Datum uitspraak: 29 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
het Commissariaat voor de Media,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2004 in het geding tussen:
de vennootschap naar Engels recht “Classic FM Plc”, gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk, en anderen
Bij besluit van 27 januari 1999 heeft verzoeker (hierna: het Commissariaat) het doen voortzetten van het radioprogramma van de Stichting Concertzender Nederland (SNC) door de NOS aangemerkt als haar nevenactiviteit.
Bij brief van 17 februari 1999 hebben Classic FM Plc en anderen (hierna: Classic FM) het Commissariaat verzocht om handhavend tegen de voortzetting van de activiteiten van de Concertzender door de NOS op te treden.
Bij besluit van 9 maart 1999 heeft het Commissariaat dat geweigerd.
Bij besluit van 22 juni 1999 heeft het de door Classic FM tegen de besluiten van 27 januari en 9 maart 1999 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 5 augustus 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het tegen dit besluit door Classic FM ingestelde beroep tenslotte gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het Commissariaat een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het Commissariaat bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2004, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft het de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 september 2004, waar het Commissariaat, vertegenwoordigd door mr. G.H.L. Weesing, advocaat te Amsterdam, en Classic FM, vertegenwoordigd door mr. S.A. Steinhauser, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Namens de NOS en de SCN is daar voorts mr. G.J.M. Cartigny, advocaat te Rotterdam, verschenen.
2.1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het Commissariaat in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep niet opnieuw op het bezwaarschrift hoeft te beslissen.
2.2. Er is thans geen reden om op voorhand aan te nemen dat het door het Commissariaat ingestelde hoger beroep kansloos is en de aangevallen uitspraak onverkort in stand zal blijven. Die uitspraak noopt het Commissariaat ertoe het door de rechtbank bevonden motiveringsgebrek te herstellen. Het nieuw te nemen besluit mag er, zoals het Commissariaat terecht stelt, gelet op de overwegingen van de rechtbank, slechts toe leiden dat betrokken nevenactiviteit niet langer wordt toegestaan en daartegen desnoods wordt opgetreden. Dat houdt in dat de uitzendingen van de concertzender moeten worden gestaakt en aannemelijk is dat de desbetreffende kabelcontracten in dat geval door concurrenten zullen worden overgenomen. Aan te nemen valt voorts dat stopzetting van de uitzendingen zal leiden tot verlies van een aanzienlijk deel van het luisterpubliek. Geenszins zeker is dat dat publiek ooit teruggewonnen zal kunnen worden, indien de activiteiten tenslotte wel toelaatbaar blijken.
2.3. Dat daartegenover zwaarwegender belangen staan van Classic FM bij een nieuwe beslissing op bezwaar, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist, is niet aannemelijk gemaakt. De door Classic FM in dat verband gestelde belangen zijn in hoofdzaak van financiële aard. Er is echter geen reden om aan te nemen dat bij een eventuele ongegrond verklaring van het hoger beroep eventueel opgekomen schade niet verhaald kan worden. Overigens is evenmin gebleken dat aan de zijde van Classic FM sprake is van onherstelbare gevolgen, indien het verzoek wordt toegewezen.
2.4. Het verzoek komt op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het Commissariaat voor de Media geen nieuwe beslissing op het bezwaarschrift neemt, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Hoovers-Backaert, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Hoovers-Backaert
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2004