ECLI:NL:RVS:2004:AR3341

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406348/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • T.I. van Koten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake geluidvoorschriften voor melkfabriek te Hilversum

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 september 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot geluidvoorschriften voor de melkfabriek van Campina Nederland B.V. in Hilversum. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, had op 15 juni 2004 een besluit genomen waarbij aan de vergunningen van Campina een nieuw voorschrift werd toegevoegd. Dit voorschrift hield in dat er een extra meetpunt met normering aan de bestaande geluidvoorschriften werd toegevoegd. Campina heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 13 september 2004 heeft de Voorzitter de argumenten van beide partijen gehoord. Campina stelde dat er geen akoestisch onderzoek was verricht en dat de nieuwe normering onredelijk was, gezien de bestaande rechten die zij had opgebouwd. Verweerder daarentegen betoogde dat de nieuwe normering geen aanscherping van de geluidvoorschriften betekende en dat de bestaande rechten niet werden aangetast. De Voorzitter overwoog dat de inrichting zich op een gezoneerd industrieterrein bevond en dat de 50 dB(A)-geluidcontour nog steeds van toepassing was.

Na afweging van de belangen van beide partijen, concludeerde de Voorzitter dat er geen reden was om aan te nemen dat de nieuwe meetpunten onredelijk waren. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van bestaande geluidsnormen en de noodzaak van extra controlepunten in het kader van milieubeheer.

Uitspraak

200406348/2.
Datum uitspraak: 30 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"Campina Nederland B.V.", gevestigd te Rosmalen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij het besluit van 15 juni 2004 heeft verweerder met toepassing van artikel 8.22 van de Wet milieubeheer aan de vergunningen van verzoekster van 12 januari 1993, 18 januari 1993 en 12 juli 1996 een nieuw voorschrift verbonden, inhoudende dat een extra meetpunt met normering aan de reeds geldende geluidvoorschriften is toegevoegd voor de melkfabriek op het perceel Larenseweg 34 te Hilversum.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 28 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 30 juli 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 28 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 30 juli 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 september 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door R. Kamstra, ing. J.J. Petraeus en ing. R.P.M. Jansen, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, ing. G.J. Kruijs en H.J. Janssen, gemachtigden, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij het bestreden besluit heeft verweerder –kort gezegd- bepaald dat met betrekking tot het equivalent geluidniveau een derde meetpunt in de omgeving van de inrichting wordt vastgesteld, namelijk ter hoogte van de woningen aan de Eemnesserweg 19 en 21, waar het geluidniveau afkomstig van de inrichting niet hoger mag zijn dan 50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
2.3.    Verzoekster heeft bezwaar tegen het vastleggen van dit meetpunt met de bijhorende normering om de volgende redenen. Volgens verzoekster heeft bij de voorbereiding van het besluit geen akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar de ligging van de 50 dB(A)-geluidcontour om het gezoneerd industrieterrein waarop de inrichting gevestigd is. Zij stelt dat de 50 dB(A)-contour en de 55 dB(A)-contour elkaar aan de zuidoost-zijde van inrichting (bij de woningen aan de Eemnesserweg) bijna overlappen, zodat een normering van 55 dB(A) in de dagperiode meer voor de hand had gelegen. Verder zijn, doordat er geen onderzoek verricht is, de technische, organisatorische en financiële consequenties van het opnemen van een nieuwe grenswaarde naar haar mening volledig ongewis. Bovendien zijn volgens verzoekster met de in 1993 en 1996 vergunde activiteiten bestaande rechten opgebouwd, die niet door het opnemen van een dergelijk voorschrift beperkt mogen worden. Ten slotte heeft zij betoogd dat de inrichting in het voorjaar van 2006 gesloten zal worden zodat het treffen van extra maatregelen nu niet van haar gevergd kan worden.
2.4.    Verweerder wenst door het opnemen van een derde meetpunt met bijbehorende normering een extra controlepunt ten aanzien van de inrichting te creëren. Hij staat op het standpunt dat de opname van een extra meetpunt in de geluidvoorschriften geen aanscherping van deze geluidvoorschriften betekent, omdat de op dit meetpunt te hanteren geluidgrenswaarden dezelfde zijn als die waaraan verzoekster feitelijk sinds 1993 moet voldoen. Hieruit volgt dat ook de bestaande rechten niet worden aangetast, aldus verweerder. Volgens hem zijn de bezwaren van verzoekster niet gericht tegen het bestreden besluit, maar is zij beducht voor een eventuele handhavingsactie die zou kunnen worden gestart indien blijkt dat de normen worden overtreden. Met betrekking tot het ontbreken van een akoestisch onderzoek heeft verweerder betoogd dat hij zich bij het nemen van het bestreden besluit heeft gebaseerd op het door verzoekster in 1993 overgelegde akoestisch rapport waar de geluidbelasting vanwege de inrichting is opgenomen.
2.5.    De Voorzitter overweegt dat de inrichting is gelegen op een gezoneerd industrieterrein; het terrein omvat niet meer inrichtingen dan de onderhavige inrichting. Gelet op het zonebesluit uit 1987, is de 50 dB(A)-geluidcontour (waarbuiten het geluid afkomstig van het industrieterrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A)) onder andere gepositioneerd in de achtertuinen van de woningen aan de Eemnesserweg. De Voorzitter ziet geen reden om aan te nemen dat deze zonegrens niet meer zou gelden. Dat verweerder een derde meetpunt heeft vastgesteld tussen de woningen Eemnesserweg 19 en 21 en op de 50 dB(A)-geluidcontour, acht de Voorzitter derhalve vooralsnog niet onredelijk. Hij acht het, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, niet aannemelijk dat op het door verweerder gekozen meetpunt 3 de 50 dB(A)-contour gelijk zou zijn aan de 55 dB(A)-contour. De Voorzitter ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat met het opnemen van een extra meetpunt in het onderhavige geval de bestaande rechten van de inrichting worden aangetast, aanzien de inrichting vanaf de inwerkingtreding van het zonebesluit al niet meer geluid mocht produceren dan 50 dB(A) op deze zonegrens. Ook in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd omtrent de sluiting van de inrichting in 2006, ziet de Voorzitter geen reden om te oordelen dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bij het bestreden besluit opnemen van een extra meetpunt noodzakelijk is. De Voorzitter ziet gelet op het bovenstaande en na afweging van de betrokken belangen dan ook geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
2.6.    De Voorzitter wijst het verzoek af.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.I. van Koten, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Van Koten
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2004
324.