ECLI:NL:RVS:2004:AR3738

Raad van State

Datum uitspraak
6 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405083/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • J.J. den Broeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake stadsvernieuwingsplan Aalmarkt te Leiden

Op 6 oktober 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het stadsvernieuwingsplan "Aalmarkt e.o." van de gemeente Leiden. Dit plan, dat op 28 oktober 2003 door de gemeenteraad is vastgesteld, behelst de herstructurering en sanering van een deel van het centrum van Leiden. Verzoekers, waaronder de vereniging "Hotel Au Bord du Rhin", hebben bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring van het plan door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 25 mei 2004 is verleend. Zij hebben hun bezwaren geuit in een brief die op 22 juni 2004 bij de Raad van State is ingekomen, en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 23 september 2004 zijn de verzoekers vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. J. Vijlbrief-van der Schaft, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. I.T.F. Vermeulen en ing. J.J. Zuiderwijk. De gemeenteraad van Leiden was ook aanwezig, vertegenwoordigd door mr. G.C. Schramm en R.J.F. van Gulick. De verzoekers hebben hun bezwaren uiteengezet, waarbij zij onder andere stelden dat de bestemming "Winkeldoeleinden 2" voor het pand Aalmarkt 19-20 niet toelaat dat de begane grond voor woondoeleinden wordt gebruikt, wat in strijd is met de huidige situatie waarin deze ruimte wordt gebruikt voor gemeenschappelijke voorzieningen van studenten.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt, en heeft het verzoek afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, en de planning voor de uitvoering van het stadsvernieuwingsplan, die is vastgesteld voor de periode van januari 2008 tot juni 2009. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 oktober 2004.

Uitspraak

200405083/2.
Datum uitspraak: 6 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging "Hotel Au Bord du Rhin", en anderen, te Leiden,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2003 heeft de gemeenteraad van Leiden, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 oktober 2003, het stadsvernieuwingsplan "Aalmarkt e.o." vastgesteld.
Bij besluit van 25 mei 2004, kenmerk DRM/ARB/03/16851A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 21 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 21 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 september 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J. Vijlbrief-van der Schaft, advocaat te Rotterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. I.T.F. Vermeulen en ing. J.J. Zuiderwijk, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad van Leiden, vertegenwoordigd door mr. G.C. Schramm en R.J.F. van Gulick, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in herstel, verbetering, herindeling en sanering van een gedeelte van het centrum van Leiden.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. In het bijzonder kunnen zij zich niet verenigen met de bestemming "Winkeldoeleinden 2" voor het pand Aalmarkt 19-20, omdat deze bestemming niet mogelijk maakt dat de begane grond wordt gebruikt voor woondoeleinden, terwijl deze ruimte thans in gebruik is voor de gemeenschappelijke voorzieningen van de in het pand wonende studenten. Zij richten zich tevens tegen de mogelijkheid panden en gebouwen samen te voegen.
Verzoekers achten daarnaast de aanduiding "semi openbare voetgangersverbinding" die ziet op gronden achter het pand in strijd met de rechtszekerheid.
Voorts is het verzoek gericht tegen de bestemming "Bijzondere doeleinden" voor het Waaggebouw, dat tegenover het pand staat. Verzoekers hebben met name bezwaar tegen de horeca-inrichtingen die deze bestemming mogelijk maakt.
Verzoekers kunnen zich tenslotte niet verenigen met artikel 32 van de planvoorschriften, dat een versnelde verwezenlijking van het plan mogelijk maakt.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het goedgekeurd.
2.5.    Ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing gaat een stadsvernieuwingsplan vergezeld van een uitvoeringsschema, dat onder meer het tijdstip aangeeft waarop naar het oordeel van het gemeentebestuur de uitvoering van het plan of van onderdelen daarvan uiterlijk zou moeten zijn voltooid.
Blijkens het uitvoeringsschema bij dit stadsvernieuwingsplan, dat is opgenomen in de plantoelichting, is het de bedoeling dat de uitvoering van het plan voorzover dit het gebied betreft waartoe het pand Aalmarkt 19-20 behoort en waarin de voetgangersverbinding is voorzien, zal plaatsvinden van januari 2008 tot juni 2009.
Voorts is ter zitting door de gemeenteraad verklaard dat de uitvoering van het plan voorzover dit de bestemming "Bijzondere doeleinden" voor het Waaggebouw betreft, in dezelfde periode zal plaatsvinden.
Gelet hierop is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
2.6.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Den Broeder
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2004
176-448.