ECLI:NL:RVS:2004:AR3753

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405783/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Gageldonk-West vastgesteld door gemeenteraad Bergen op Zoom

Op 27 november 2003 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Gageldonk-West" vastgesteld. Dit besluit werd door verzoeker sub 1 en verzoekers sub 2 aangevochten bij de Raad van State. Verzoeker sub 1 diende zijn beroep in op 12 juli 2004, gevolgd door een aanvulling op 24 augustus 2004. Verzoekers vroegen om een voorlopige voorziening, die op 23 september 2004 ter zitting werd behandeld. De gemeenteraad en vertegenwoordigers van betrokken partijen waren aanwezig, terwijl verweerder niet verscheen. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, D. Dolman, heeft de verzoeken beoordeeld.

De Voorzitter oordeelde dat de bezwaren van verzoeker sub 1, die zich richtten tegen de toelating van horecabedrijven in de voormalige watertoren, niet voldoende spoedeisend waren om een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter merkte op dat de huidige eigenaar van de watertoren plannen had om het gebouw als woning te gebruiken, wat de zorgen van verzoeker sub 1 zou kunnen verlichten.

Verzoekers sub 2 hadden bezwaren tegen de bouw van een appartementencomplex en de gevolgen daarvan voor hun woongenot en privacy. De Voorzitter concludeerde dat de plandelen niet in strijd waren met een goede ruimtelijke ordening en dat de gevolgen van de bouw niet onaanvaardbaar waren. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 oktober 2004.

Uitspraak

200405783/2.
Datum uitspraak: 7 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [verzoekers sub 2], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2003 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2003, het bestemmingsplan "Gageldonk-West" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 8 juni 2004, no. 963648, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1 bij brief van 12 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2004, en verzoekers sub 2 bij brief van 25 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2004, beroep ingesteld. Verzoeker sub 1 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 24 augustus 2004.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 23 september 2004, waar verzoeker sub 1 in persoon, en verzoeker [gemachtigde] mede namens de andere verzoekers sub 2 zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad, vertegenwoordigd door drs. E.P.A.M. Kleverwal-Weterings, ambtenaar van de gemeente, Markesteijn Woonadviesbureau, vertegenwoordigd door C.H. Markesteijn, en G.J.F.M. Pallada daar gehoord.
Verweerder is niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in de actualisering van een groot aantal verouderde plannen in het plangebied en heeft voornamelijk een conserverend karakter.
Verweerder heeft het plan grotendeels goedgekeurd.
Ten aanzien van het [verzoeker sub 1]
2.3.    De bezwaren van verzoeker zijn primair gericht tegen artikel 6, lid 1.4, onder d, van de planvoorschriften op grond waarvan op het plandeel met de bestemming “Woondoeleinden (W)” en de subbestemming “Wgdw”, dat betrekking heeft op de voormalige watertoren bij de Rooseveltlaan, horecabedrijven als bedoeld in categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegelaten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaren omdat deze activiteiten verkeersaantrekkende werking hebben, waardoor overlast van het autoverkeer en het parkeren in de woonomgeving kan ontstaan. In samenhang hiermee heeft hij ook bezwaren tegen het plandeel met de bestemming “Verkeersdoeleinden” voor de Abeelstraat, voorzover het betreft de westelijke groenstrook van de percelen nos. 1754 en 1966, en tegen de wijzigingsbevoegdheid in artikel 6, lid 4.3, van de voorschriften.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien bedoelde gedeelten van het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft in zoverre aan het plan goedkeuring verleend.
2.5.    Ter zitting is door de huidige eigenaar van de grond met de watertoren te kennen gegeven dat inmiddels een voorlopige koopovereenkomst is gesloten en dat de nieuwe eigenaar het perceel en de watertoren heeft gekocht met de bedoeling het gebouw als woning te gebruiken en hierin een atelier te vestigen.
Gelet hierop vertrouwt de Voorzitter erop dat hangende de bodemprocedure in de voormalige watertoren geen horeca-activiteiten zullen worden ontplooid.
2.5.1.    De Voorzitter is in verband hiermee van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Ook in hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd, ziet de Voorzitter hiervoor geen aanleiding.
Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Ten aanzien van het [verzoekers sub 2]
2.6.    Verzoekers hebben bezwaren tegen het plandeel met de bestemming “Woondoeleinden gestapeld (WS)” dat voorziet in de bouw van een appartementencomplex op de hoek Rooseveltlaan/Walcherenstraat, en tegen het plandeel met de bestemming “Woondoeleiden (W)” dat ziet op de grond op de hoek Walcherenstraat/Balsebaan. Verzoekers zijn van mening dat hierdoor onder meer het karakter van de Walcherenstraat vrijwel geheel verloren gaat en dat het uitzicht vanuit hun woningen, hun privacy en hun woongenot zullen worden aangetast.
2.7.    Verweerder acht de plandelen niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en heeft het plan in zoverre goedgekeurd. Verweerder heeft hierbij overwogen dat het voorziene appartementencomplex stedenbouwkundig goed aansluit op de omliggende woonbebouwing langs de Rooseveltlaan en dat door het getrapte stelsel van de toegelaten bebouwing tevens een geleidelijke overgang plaatsvindt naar de woningen van verzoekers langs de Walcherenstraat. Verder komen de overwegingen van verweerder erop neer dat er wat betreft het uitzicht vanuit de woningen van verzoekers, de lichttoetreding in hun woningen, de privacy en de gevreesde windturbulentie weliswaar veranderingen in de situatie kunnen plaatsvinden, maar dat deze gevolgen niet onaanvaardbaar zijn.
Wat betreft de twee in het plan voorziene woningen op de hoek Walcherenstraat/Balsebaan vindt verweerder dat deze passen in de omgeving. Door deze bebouwing wordt de hoek van de straat geaccentueerd hetgeen hij stedenbouwkundig gewenst acht.
2.8.    De Voorzitter ziet geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Hij neemt hierbij in aanmerking dat ook reeds in het vorige plan woningbouw op het perceel waar het appartementencomplex mag worden gebouwd, is voorzien. Verder voorziet het bestreden plan in een afstand van ongeveer 14 meter tussen het appartementencomplex, dat maximaal 15,5 meter hoog mag worden, en de woningen van verzoekers, die aan de overzijde van de Walcherenstraat staan en die een hoogte hebben van 9 meter.
Wat betreft de woningen die zijn voorzien op de hoek Walcherenstraat/Balsebaan is van belang dat deze woningen op ongeveer 15 meter afstand staan van de (bedrijfs)woning van [naam een der verzoekers sub 2] en dat de grond die hiertussen ligt, als tuin in gebruik is.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Kooijman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2004
177---.