ECLI:NL:RVS:2004:AR3763

Raad van State

Datum uitspraak
13 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401419/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • M.A. Voskamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan 'Buitenkwartier Cingellanden' door gemeenteraad Zwartewaterland

Op 8 mei 2003 heeft de gemeenteraad van Zwartewaterland het bestemmingsplan 'Buitenkwartier Cingellanden' vastgesteld, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit werd goedgekeurd door de gedeputeerde staten van Overijssel op 9 december 2003. Appellant, eigenaar van een perceel in de nabijheid, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij aanvoert dat de goedkeuring van het plan onterecht is verleend. Hij stelt dat de waarde van zijn woning zal dalen door de mogelijkheid van een tweede villa op een nabijgelegen perceel en dat zijn woongenot wordt aangetast.

De gemeenteraad verdedigt het plan door te wijzen op een eerdere toezegging aan de eigenaar van het perceel waar de tweede villa mogelijk gebouwd kan worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 augustus 2004 behandeld. De Afdeling overweegt dat de gedeputeerde staten de beoordelingsmarges niet hebben overschreden en dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De afstand tussen de woningen is voldoende groot, en de Afdeling concludeert dat de goedkeuring van het bestemmingsplan terecht is verleend.

De uitspraak van de Raad van State op 13 oktober 2004 verklaart het beroep van appellant ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling, en de Afdeling bevestigt dat het besluit van de gedeputeerde staten in overeenstemming is met de wetgeving en de belangenafweging.

Uitspraak

200401419/1.
Datum uitspraak: 13 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2003 heeft de gemeenteraad van Zwartewaterland, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 april 2003, het bestemmingsplan "Buitenkwartier Cingellanden" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 9 december 2003, kenmerk RWB/2003/1757, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 17 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 14 juli 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2004, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. J. Roeleveld, advocaat te Heerlen, en verweerder, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad van Zwartewaterland, vertegenwoordigd door G. Stam, ambtenaar van de gemeente, en ing. J.J. Schager, bijgestaan door ir. R. Westenberg, daar verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2.    Het plan geeft een planologische regeling voor het noordwestelijke deel van de bebouwde kom van Zwartsluis.
2.3.    Appellant is eigenaar van het perceel [locatie 1]. Hij stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan voor zover dat voorziet in de mogelijkheid om een tweede villa te bouwen op het perceel [locatie 2]. Appellant voert daartoe onder meer aan dat de waarde van zijn woning zal dalen, welk gegeven volgens hem ten onrechte niet in de belangenafweging is betrokken. Voorts voert hij aan dat het oorspronkelijke stedenbouwkundige concept in het gebied door de beoogde bestemmingswijziging geweld wordt aangedaan en dat zijn woongenot wordt aangetast.
2.4.    De gemeenteraad stelt dat de in het plan opgenomen regeling voortkomt uit een in het verleden door het gemeentebestuur gedane toezegging aan de eigenaar van het perceel [locatie 2], [eigenaar], om een extra woning te mogen bouwen ter plaatse van de voormalige hoogspanningslijn. Hij voert aan dat het bestemmingsplan “Cingellanden 1994” reeds voorzag in de mogelijkheid daartoe.
2.5.    Verweerder heeft geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het plandeel te onthouden en heeft het plan in zoverre goedgekeurd. Hij wijst op de toezegging door het gemeentebestuur van Zwartsluis die al is nagekomen in het nu geldende plan en in dit plan is verduidelijkt. Verweerder acht het splitsen van het perceel verantwoord gelet op de grootte van de bouwkavels en de situering van de woningen. Volgens verweerder worden de gebruiksmogelijkheden van het perceel van appellant niet onevenredig beperkt. Ook wordt de stedenbouwkundige opzet van het oorspronkelijke plan niet onevenredig aangetast. Het verhogen van bebouwingspercentage voor het perceel [locatie 2] van 40 naar 60% acht verweerder verantwoord.
2.6.    De afstand tussen de woningen [locatie 2] en [locatie 1] bedraagt ongeveer 45 meter. De afstand van de woning van appellant tot de grens van het perceel [locatie 2] bedraagt ongeveer 20 meter. De Afdeling stelt vast dat dit de enige percelen zijn in de villawijk waarbij een zo grote afstand tussen de aanwezige woningen bestaat. De Afdeling is gelet op deze afstand van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de splitsing van het perceel in dit geval verantwoord is en dat de gebruiksmogelijkheden van het perceel van appellant niet onevenredig worden beperkt. Wat de eventuele nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van appellant betreft, bestaat geen grond voor het oordeel dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat verweerder hieraan in redelijkheid een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Voskamp
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2004
370.