ECLI:NL:RVS:2004:AR4265
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- P.A. Melse
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor glastuinbouwbedrijf te Boxtel
In deze zaak heeft de Raad van State op 12 oktober 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een glastuinbouwbedrijf in Boxtel. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel, dat op 29 juni 2004 een last onder dwangsom had opgelegd. Deze last was opgelegd omdat het bedrijf zonder de vereiste vergunningen in werking was, met name voor een glastuinbouwbedrijf van meer dan 2500 m2 en het gebruik van een wasmachine voor kratjes waarbij afvalwater in de bodem werd geloosd. De verzoekster verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meende dat het bestreden besluit onduidelijk was en dat zij vrijwillig zou voldoen aan de last onder dwangsom.
Tijdens de zitting op 14 september 2004 werd het verzoek behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat, stelde dat de last onder dwangsom enkel betrekking had op het stopzetten van lozingen door de kistenwasmachine en niet op het ontbreken van een vergunning voor de machine zelf. Verweerder, vertegenwoordigd door een ambtenaar van de gemeente, betwistte deze interpretatie en stelde dat de last correct was geformuleerd.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat de formulering van de last onder dwangsom helder was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die op een andere uitleg wezen. Daarom concludeerde de Voorzitter dat verzoekster geen processueel belang meer had bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de beschikking. Het verzoek werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.