ECLI:NL:RVS:2004:AR4271

Raad van State

Datum uitspraak
13 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406240/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake horecagelegenheid en sluitingstijden

Op 11 juni 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schinnen een besluit genomen waarbij een nadere eis is gesteld aan een horecagelegenheid annex pleisterplaats/eetcafé. Deze eis houdt in dat het terras van de inrichting uiterlijk om 23.00 uur gesloten moet zijn en dat het meubilair daarna moet worden opgeruimd. Tegen dit besluit heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en op 26 juli 2004 verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 30 september 2004 behandeld, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. E.G.G.L. Taalman-Pâques en ing. W.J.M. van Buggenum. De Voorzitter heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de inrichting nog niet is opgericht en de benodigde vergunningen nog niet zijn aangevraagd. De bouwvergunning is weliswaar aangevraagd, maar de procedure is nog niet afgerond. De Voorzitter concludeert dat het niet aannemelijk is dat het terras in gebruik zal worden genomen voordat er op het bezwaar is beslist. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 13 oktober 2004 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200406240/2.
Datum uitspraak: 13 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Schinnen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2004 heeft verweerder krachtens artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer een nadere eis gesteld met betrekking tot een horecagelegenheid annex pleisterplaats/eetcafé op het perceel [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 26 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2004 per telefax, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 september 2004, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.G.G.L. Taalman-Pâques en ing. W.J.M. van Buggenum, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is [partij], drijver van de inrichting daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.        Het bezwaar van verzoeker is gericht tegen de bij het bestreden besluit opgelegde nadere eis. Deze nadere eis strekt ertoe dat het bij de inrichting behorende terras uiterlijk om 23.00 uur dient te zijn gesloten, waarna het meubilair moet zijn opgeruimd.
2.2.        Gelet op artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De Voorzitter is van oordeel dat in hetgeen door verzoeker is aangevoerd geen spoedeisend belang is gelegen om een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat de inrichting, waarvan het terras deel uitmaakt, feitelijk nog niet is opgericht. De bouwvergunning is weliswaar aangevraagd, maar de procedure tot verlening van de daarvoor benodigde vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is nog niet afgerond. Verder is gebleken dat de voor de exploitatie van de inrichting noodzakelijke vergunning krachtens de Drank- en Horecawet nog niet is aangevraagd. Gelet op het vorenstaande acht de Voorzitter het niet aannemelijk dat het terras in gebruik zal worden genomen voordat verweerder heeft beslist op het door verzoeker ingediende bezwaarschrift. Niet is gebleken van andere omstandigheden waarom niet op de beslissing op bezwaar kan worden gewacht. Vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang kan het verzoek om een voorlopige voorziening daarom niet voor inwilliging in aanmerking komen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. De Vink
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2004
154-460.